Jeugdverhalen over joden (131)
Door Ewoud Sanders
Auteur: Henricus (‘Hendrik’) Essenberg, Gerritsz. (1763-1804)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Hendrik Essenberg was onderwijzer in Oostvoorne. In 1795, tijdens de Bataafse Republiek, sloot hij zich aan bij een groep burgers die de plaatselijke schout en schepenen ontsloeg. Zo’n vijf jaar vluchtte hij met zijn gezin naar Amsterdam. Daar schreef hij tussen 1800 en 1802 vijf boeken. Het verhaal ‘Hulp en onhulpzaamheid’ staat in Leerzaam en vermaaklyk onderhoud, tusschen eene vader en zijne kinderen. Deze uitgave verscheen in 1801 bij Cornelis Fock in Amsterdam en beleefde één druk. In 1806 was het nog te koop – de uitgever prees het toen in een krantenadvertentie aan als sinterklaasgeschenk.
Samenvatting
Een boer loopt met zijn kar vast op een eenzame landweg. Bij toeval komt zijn buurman langs. De boer vraagt om hulp, maar de buurman heeft geen tijd en loopt door. Dan komt een jood aangelopen. ‘O Boer!’, vraagt de jood, ‘weest zo goed en helpt mijn vrouw, die gints aan de weg legt, en de geeuwhonger [een flauwte] heeft, ik heb geen brood bij mij.’ Zonder zich te bedenken laat de boer paard en wagen in de steek en ‘vliegt ter hulpe van de Joodin’ die hij iets te eten geeft.
Daarop helpt de jood de boer om zijn kar vlot te duwen. Als de boer vervolgens door het bos naar huis rijdt, stuit hij op zijn buurman, die door rovers is overvallen – hij is vastgebonden aan een boom en gewond. Zonder hem enig verwijt te maken, brengt hij zijn buurman naar huis.
Veertien dagen na dit voorval ontvangt de hulpvaardige boer een brief van de jood. Er zit een ‘bankbriefje’ van vijftig gulden in.
Moraal, op rijm: ‘Hulpzaam, zijn Evenmensch te zijn/ Is eene plicht, voor groot en klein.’
Doelgroep en receptie
In zijn voorwoord uit Essenberg kritiek op de vele jeugdboeken die verschijnen: hij vindt ze te omslachtig en te geleerd. Zijn ervaring leert hem, dat een verhaal voor jonge kinderen zo eenvoudig mogelijk moet worden verteld. Doel van zijn boek is om ‘op eene vermaaklijke wijze, tot deugd- en plicht-betrachting op te leiden’.
Ik vond één bespreking. ‘De meeste zijner vertelsels zijn doelmatig, eenvoudig, juist voor kinderen geschikt en tevens onderhoudend, terwijl zij alleen den een of anderen pligt aanwijzen’, oordeelde het tijdschrift Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Koningrijk Holland in 1802. Voorlezen achtte de redactie een beter idee dan het kinderen te lezen geven, daarvoor bevatte de tekst teveel ‘misslagen tegen de eerste regels der taalkunde’.
Laat een reactie achter