Jeugdverhalen over joden (130)
Door Ewoud Sanders
Auteur: Willem Frederik Oostveen (1849-1890)
Herkomst en drukgeschiedenis
W.F. Oostveen was halverwege de 19de eeuw een geliefd schrijver van jeugdboeken. Hij schreef het lied ‘Sinterklaas is jarig’ (‘Sinterklaas is jarig!/ Ik zet mijn schoen vast klaar’) en was redacteur van het jeugdtijdschrift Ons genoegen. Hij werd slechts 41 jaar oud en stierf een tragische dood. De uitgever van Ons Genoegen riep in 1890 in krantenadvertenties op om geld in te zamelen voor een ‘eenvoudig monumentje’ met daarop de tekst: ‘Aan den geliefden kinderschrijver W.-F. Oostveen. Zijn dankbare lezers en lezeressen.’ Voor zover mij bekend is dat monumentje er nooit gekomen.
‘Kleerkoop! Kleerkoop!’ (ondertitel: ‘Eene Vertelling uit den tijd van den Duitsch-Franschen oorlog’) verscheen in 1872 in het tijdschrift De Nieuwe Kinderbibliotheek, een uitgave van S.E. van Nooten in Schoonhoven.
Samenvatting
Dit korte verhaal speelt in Duitsland in 1870, tijdens de Frans-Duitse Oorlog (1870-’71). Willem is een arme wever, die zorgt voor zijn zusjes en zieke moeder. Ze hebben vaak onvoldoende te eten. Als Willem wordt opgeroepen voor het leger, sterft zijn moeder van schrik. Willem is ten einde raad: hoe komt hij aan het geld voor de begrafenis en wie zal er in zijn afwezigheid voor zijn zusjes zorgen?
In zijn wanhoop spreekt hij een joodse straathandelaar aan die toevallig langskomt. Hij hoort hem ‘kleerkoop, kleerkoop’ roepen – de titel van dit verhaaltje en een bekende straatroep van voddenhandelaren.
De koopman ‘ziet er niet heel vriendelijk uit’. ‘Het was een oude Israëliet met een grooten verwarden baard, met eene oude kale jas aan en een smerigen zak op den rug.’ Eenmaal binnen vraagt de man ‘barsch’ of Willem hem voor de gek houdt: hij ziet niets dat geld waard is.
Als Willem hem heeft verteld in welke situatie hij verkeert, pinkt de man ‘een grooten traan’ weg. Zijn eigen zoon is ook tegen de Fransen aan het vechten. Willem wil zijn weefgetouw en alle huisraad verkopen, maar de ‘brave Israëliet’ heeft een beter idee: zonder onderpand leent hij Willem vijftig gulden. ‘Als de goede God u bewaart en gij weer terugkeert, kunt ge ’t mij langzamerhand wel teruggeven.’ De jongeman wil het geld eerst niet aannemen, maar de koopman zegt dankbaar te zijn, dat hij hem heeft kunnen helpen.
Willem laat zijn moeder begraven en brengt zijn zusjes onder bij een buurvrouw. Nadat hij is teruggekeerd uit het leger gaat hij weer aan de slag als wever. Hij doet zijn best ‘de edelmoedige Joodsche koopman’ te vinden, maar er is al een jaar voorbij gegaan en ‘de brave koopman was nergens meer te vinden’.
Doelgroep en receptie
Van dit verhaal heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter