Er ligt sneeuw, en dus zijn er nieuwsberichten over sneeuw. Logischerwijs bevatten die bepaalde woorden, die bij dit specifieke onderwerp horen. Sneeuw, ijsvrij, schaatsen, bevroren wissels, ijsclub, it giet oan, en ga zo maar door.
door Marten van der Meulen
Maar één woord in het bijzonder viel mij op. Zo kopte NRC op 7 februari:
“Winterdag in Nederland: sneeuwjacht, sleetjes en forse ontwrichting”
En twee dagen eerder had de NOS al geschreven:
Jacht op schaatsen en sleetjes: ‘ik heb dit niet eerder meegemaakt’
Maar waarom gaat het hier twee keer over sleetjes, en niet over sleeën? Zien we een opmars van De Kleine Slee, als een winters equivalent van de chihuahua, of is er iets anders aan de hand?
Kleiner
Ik denk niet dat omvang een rol speelt. De sledes die ik op de nieuwsfoto’s en op straat zie, zijn precies afbeeldingen van mijn mentale plaatje van slee: van hout, zo tussen de 80 en 100 cm lang, die speelse ronding aan de voorkant. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat omvang dus een rol speelt bij NRC & NOS. Nu is dat op zich geen probleem: de verkleinvorm heeft nog andere betekenissen. De bekendste zijn de vertederende vorm (liefje, poepje, drolletje) en de horeca-verkleinvorm (gerechtje, drankje, crème brûléetje). Maar deze lijken me hier ook niet van toepassing. En we hebben ook niet te maken met een woord waarvan de verkleinvorm de standaardvorm is, zoals bij meisje, akkefietje of ijsje. Slee is prima.
Wat is dan wel de verklaring? Misschien roept de vorm sleeën teveel de associatie op met het werkwoord sleeën. Dan zou er dus sprake zijn van een vermijdingsmechanisme, om te voorkomen dat mensen het woord verkeerd interpreteren. Dat het vermijdende woord bij mij associaties oproept met sletjes is dan blijkbaar geen bezwaar. En zelfs áls mensen de woordsoort al fout zouden interpreteren, vraag ik me af wat het uitmaakt. Object of actie, het gaat wel om dezelfde betekenis
Wat de boel écht absurd maakt is natuurlijk dat schaatsen, gebruikt in de kop van de NOS,precies dezelfde verwarring kan oproepen! Ook hier is de meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord hetzelfde als de meervoudsvorm/infinitief van het werkwoord. Waarom gaat het dan dus niet over schaatsjes? Misschien heeft dat met frequentie te maken: schaatsen komt volgens mij zowel als werkwoord als als zelfstandig naamwoord veel voor. Sleeën komt als zelfstandig naamwoord volgens mij verhoudingsgewijs veel minder vaak voor dan als werkwoord. Wat overigens ook nog mogelijk is: zodra één iemand sleetjes gaat gebruiken, gaat iedereen het gebruiken. De media praat elkaar gewoon een beetje na.
Meer sleetjes
Ik probeerde te bedenken welke andere woorden hetzelfde probleem hebben. Dat moeten er meer zijn, want de uitgang -en wordt zowel gebruik voor het meervoud van werkwoorden als voor meervoudsvorming van zelfstandig naamwoorden. Eerst eens kijken naar eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden op -ee. Dat levert het volgende op:
fee, plee, ree, snee, thee, tree, vee, wee, zee
Alleen bij ‘plee’ geeft het meervoud pleeën me een raar gevoel, en inderdaad: dat moet, volgens de Woordenlijst, plees zijn. Alle andere woorden hebben een meervoud op -en. Maar als werkwoord komen ze allemaal niet voor. Ik kan er wel iets bij bedenken, in een Couperiaans context (‘de meisjes feeën in het park’), en als gesproken vorm komen reeën en sneeën wel voor (voor reden en sneden), maar dat heeft geen relatie met het zelfstandige meervoud en levert dus geen problemen op.
Werkwoord vs meervoud?
Als we verder kijken dan alleen deze woorden, dan ik niet eens zo gek veel woorden bedenken waarbij het sleeën-probleem wel voorkomt. Er zijn wel veel woorden die homograaf zijn (dwz hetzelfde worden geschreven), maar waarvan de betekenissen in ieder geval tegenwoordig weinig tot niks meer met elkaar te maken heeft. Denk aan bomen (die dingen met takken) en bomen (keuvelen), of ramen (waar je doorheen kijkt) en ramen (schatten). Of schatten (kostbare waren) en schatten (gokken). Of waren (objecten) en waren (verleden tijd van zijn). Of nekken (meerdere achterkanten van halzen) en nekken (ook wel bekend als huigje-tik of tongworstelen).
Er zijn ook woorden waarbij de betekenissen meer in het verlengde van elkaar liggen, maar waarbij de frequentie volgens mij een rol speelt. Werken als zelfstandig naamwoord (de werken van Hercules) is véél ongebruikelijker dan het werkwoord werken. Idem voor voetballen – voetballen: als zelfstandig meervoud komt dat woord volgens mij relatief weinig voor. En zie ook plakken (medailles) en plakken (kleverig aanhangselen). Een subcategorie is trouwens ook nog zelfstandige naamwoorden waarvan het enkelvoud op -en eindigt én die homofoon zijn met een werkwoord, zoals leven.
Kortom: zelfstandige naamwoorden waarvan het meervoud op -en een vergelijkbare betekenis heeft als het werkwoord, én waarvan beide vormen gangbaar zijn, die lijken me eigenlijk nog best zeldzaam. Maar ongetwijfeld weten jullie er meer. En sleetjes, dat snap ik nog steeds niet.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Milfje Meulskens
afbeelding: Wikmedia
Bart Bruijn zegt
Ik vraag mij bij het verkleinwoord van “slee” altijd af of dat niet “sleedje” moet zijn. “Slee” lijkt mij een verkorting van het woord slede, zoals u dat zelf ook gebruikt.
Marten van der Meulen zegt
Slee is zeker ooit ontstaan als vorm van slede, hoewel ik het geen afkorting zou noemen, er is sprake van een klankverandering, zoals ook bij lade -> la, snede -> snee etc. Net als bij die woorden bestaat de vorm slee al eeuwen ook als zelfstandige vorm. Het verkleinwoord wordt dus daarop gevormd, en dan levert sleetje op.
Wouter van der Land zegt
‘Sleetjes’ wordt hier mogelijk in de verkleinvorm gebruikt om gebruik door kinderen op te roepen. Of om naar die inderdaad kleinere plastic sleetjes te verwijzen.
‘Spray’ hoort ook nog in het rijtje.
Marten van der Meulen zegt
Zoals ik ook hieronder schreef: als die relatie met kinderen zo sterk is, dan zou ik dit ook bij andere woorden verwachten. Maar Nijntje neemt, om maar een voorbeeld te noemen, haar schep mee naar het strand, niet haar schepje. Overigens is ‘schep’ wel een mooi ander voorbeeld van een ambigue woord, met scheppen/scheppen.
Spray is inderdaad ook een goed voorbeeld, maar hier is geen ambiguïteit omdat het meervoud ‘sprays’ wordt, zoals zo vaak bij Engelse leenwoorden.
Wouter van der Land zegt
Bij Nijntje weet het publiek al dat het om kinderwereld gaat. Dat is bij de voorbeelden hierboven niet het geval. De tweede zin zou je kunnen omvormen tot: ‘De jacht op schaatsjes en sleeën’. Dan zorgt de verkleinvorm ook voor dudielijkheid dat het om kinderen gaat.
J. Houtsma zegt
Je moet ook even kijken naar het verband met de samenstelling sleetje rijden. Ik zag in het WNT dat die al in 1871 bekend is in de ‘Volksvermaken’ van Ter Gouw
Hans Beukers zegt
Volgens mijn bescheiden mening zien we hier het effect van biologie en tijd. Toen de auteurs voor de laatste keer in hun leven een slede van dichtbij zagen, vonden zij de slede een reusachtig object, dat boven hun heupen uitstak. Nu enkele decennia later komt diezelfde slee niet hoger dan hun knieën.
De slee is niet kleiner geworden, maar de observator is flink gegroeid.
Marten van der Meulen zegt
Dat vind ik een leuke observatie, maar dat roept wel de vraag op, waarom volwassenen dat niet doen met allerlei andere woorden uit de kindertijd. Een teddybeer blijft een teddybeer, ook wanneer de persoon opgroeit. En andere woorden waarbij zowel de gewone als de verkleinvorm worden gebruikt bij kinderen (schepje vs schep, emmertje vs emmer) hebben volgens mij altijd met omvang te maken.
Gerard van der Leeuw zegt
Ik vraag me af of de eerbied voor de ‘heilige koe’, de auto hier niet debet aan is. Sleeën van auto’s associeert men (ik niet: ik heb en wil geen auto, heb wel een mooie slee) met succes in het leven, geld, macht. Snelle jongens. Sleetje heeft iets neerbuigends, iets kleins. Met schaatsen hebben we nog altijd onze helden. En je gaat sleetje rijden, geen slee rijden. Je zit niet gauw bobsleetjes tegenkomen: dat heeft weer iets stoers… ook geen (n)arrensleetjes, die zijn te groot.
Zoo lange stil te zitten moeten,
Een waterstoofje bij de voeten;
Roôwangig in een wijle wel,
De knieën onder ’t tijgervel.
En soms ter kant staand’ van de sleed’
Nog ’n zwartgepelsde medegleed. (Jacobus van Looy)
M.J. Adema zegt
Ja, zo’n vette Buick of Studebaker noem(d)en we wel een slee. Een sleetje is toch echt iets anders. En dat zou best de verklaring kunnen zijn voor iets wat helemaal niet verkleind behoeft te worden.
Pepijn Hendriks zegt
Het meervoud van ‘la’ is voor mij ‘lades’. En een ‘snee’ is prima, maar als het er twee zijn, zijn het eerder ‘sneden’ dan ‘sneeën’. Of nou ja: eigenlijk wringen die vormen allebei. Het eerste is te formeel, het andere te informeel voor neutrale geschreven tekst. Gelukkig kun je het hebben over ‘sneetjes’ of misschien zelfs ‘plakken’ of ‘plakjes’ – waarmee je het probleem omzeilt.
Ik denk dat dit bij ‘slee’ ook aan de hand is: het enkelvoud ‘slee’ is neutraal, het enkelvoud ‘slede’ verheven. In het meervoud voelt ‘sleeën’ te informeel, en heeft ‘sleden’ nog steeds het chique van het enkelvoud. De verkleinvorm ‘sleetjes’ lost het handig op.
(Iets soortgelijks heb je ook bij ‘wou’ versus ‘wouen’ (of ‘wouden’): het enkelvoud is in redelijk neutrale geschreven tekst veel acceptabeler dan het meervoud.)
Weia Reinboud zegt
Dit valt me op in het artikel: ‘De media praat elkaar gewoon een beetje na.’
Marten van der Meulen zegt
Ja, dat merkte iemand op Facebook ook op. Maar voor mij is ‘media’ als enkelvoud geen probleem (en ik ben daar niet de enige in), hoewel het dan natuurlijk wel een meervoudig substantief is, vergelijkbaar met ‘echtpaar’ of ‘bestuur’. Een zin als ‘Het echtpaar kon elkaar niet uitstaan’ is voor mij prima, hoewel het ook een beetje vreemd is. Ik herinner me dat ik hier laatst een discussie over had, misschien op Twitter met de Taalprof, maar ik kan me de details niet herinneren.
Weia Reinboud zegt
Ik weet dat het verschuift, maar het valt me nog steeds op. Sinds wanneer het aan het verschuiven is weet ik niet. Media is voor mij nog gewoon meervoud van medium.
Pepijn Hendriks zegt
Bovendien zijn de media niet een monolithisch geheel maar een pluriforme (en vooral: open) verzameling. Door het enkelvoud te gebruiken lijkt het haast alsof ‘de media’ allemaal één pot zijn, en met elkaar bekokstoven wat er bericht wordt.
Marc van Oostendorp zegt
Dat vind ik geen sterk argument. Er bestaan allerlei termen die hele groepen mensen of organisaties benoemen zonder dat dit suggereert dat het allemaal één pot nat is: ‘de politiek’, ‘het bedrijfsleven’, ‘Nederland’, ‘de mensheid’, enz., enz.
C.W. Schoneveld zegt
Sleeën spreek je uit als sleejen, maar dat mag je natuurlijk niet zo schrijven (waarom eigenlijk niet?). Maar dat trema is een ook vervelend ding: waar zet je die puntjes precies? Vaak zie je de fout in vergelijkbare woorden dat het trema op de laatste e gezet wordt. Men is gewoon onzeker en vermijdt met het verkleinwoord de moeilijkheid van dat “gekunstelde” trema.