Jeugdverhalen over joden (133)
Door Ewoud Sanders
Auteur: Franz Hoffmann (1814-1882)
Vertaald uit het Duits
Herkomst en drukgeschiedenis
In 1842 begon Hoffmann, indertijd boekhandelaar, met het schrijven van jeugdboeken. Die werden zo geprezen dat hij besloot van zijn pen te gaan leven. Om genoeg te kunnen verdienen, sloot hij contracten af met verschillende uitgevers. Dit leidde tot een enorme productie: in veertig jaar tijd publiceerde hij ruim tweehonderdvijftig jeugdverhalen. Al zijn werken hebben een sterk moreel-religieus karakter.
Hoffmann publiceerde het verhaal over de arme, eerlijke brandewijnverkoopster in 1851 in Die Großmutter im Kreise ihrer Enkel. Dat is een bundel met acht verhalen waarin een grootmoeder haar kleinkinderen vertelt hoe zij als gouvernante naar Rusland vertrok en daar trouwde met een ambtenaar.
Nederlandse vertalingen zijn zeker in vier bundels gepubliceerd, die bij elkaar ten minste elf drukken beleefden. In de samenvatting is geciteerd uit de eerste Nederlandse vertaling.
Samenvatting
In de Russische havenplaats Sint-Petersburg bestiert weduwe Katinka een ‘tapperijtje’. Zij huurt die van de ‘rijken jood’ Gospodin Tairoff. Katinka heeft een zoon, Nikolaas. Ze heeft moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen.
Op een dag laat een Hollandse zeekapitein, die haastig uit de kroeg wordt weggeroepen, zijn beurs liggen. Die blijkt gevuld met tweehonderd gouden dukaten. Katinka probeert de zeeman in de haven te vinden, maar zonder succes.
In de jaren daarna krijgt zij het financieel steeds zwaarder. Met veel moeite weet ze het schoolgeld voor Nikolaas bij elkaar te sprokkelen. Ze piekert er echter niet over om geld uit de beurs te pakken.
Als Tairoff ziet hoe netjes Nikolaas gekleed gaat (‘hij gelijkt wel een kind van voorname lieden’) verdubbelt hij de huur. Katinka smeekt hem dit niet te doen, maar Tairoff heeft een ‘hebzuchtig hart’ en laat zich niet vermurwen.
Katinka lijdt ‘allerlei soorten van ontbering’ om de dubbele huur te kunnen opbrengen, maar op een bepaald moment lukt het niet meer. De onbarmhartige Tairoff roept: ‘Ik laat mij niet bedriegen, en niet bij de neus leiden! Geld, vrouwtje, of den winkel uit!’
Katinka vraagt vier dagen uitstel. Voor het eerst komt zij in de verleiding een paar dukaten uit de beurs te pakken. Zij doet het niet, want ‘een zuiver geweten is meer waard, dan alle schatten der aarde.’ Zij rekent erop dat Tairoff toch ook ‘een menschelijk hart’ zal hebben.
Dat blijkt niet het geval. ‘Medelijden? genade met eene bedriegster?’, schreeuwt hij. ‘Gij hebt uw geld verkwist! Gij hebt het verspild aan dien ligtzinnigen knaap. Maar ik wil niet langer de speelbal zijn van een diefachtig wijf. (…) Voort met u! De winkel uit!’
Als Nikolaas zijn moeder andermaal om erbarmen ziet smeken, wordt hij boos.
‘Verspil uwe woorden niet aan dien ellendigen man, die minder te vermurwen is dan steen, en gruwzamer dan een hongerige wolf! Kom, beste moeder! laat ons gaan! En als die Jood u nog eens durft aanraken, zal ik hem zijnen geheelen rooden baard uitrukken.’
Op dat moment roept een vreemdeling: ‘Hoeveel is die vrouw u schuldig, Jood?’ Het blijkt de Hollandse kapitein. Katinka herkent hem onmiddellijk en vertelt over de beurs die zij al die tijd voor hem heeft bewaard. De kapitein is hiervan diep onder de indruk. Hij is blij dat hij haar ‘uit de klaauwen van den Jood’ kan redden en schenkt haar de tweehonderd dukaten; hij meende dat ze gestolen waren en had ze al als verloren beschouwd.
Katinka kan nu zelf een winkel kopen en voor Nikolaas een goede opleiding betalen. Op straat probeert Tairoff haar daarna uit schaamte te ontwijken, maar Katinka heeft geen moeite met hem ‘want de gelukkige vergeeft ligt de onaangenaamheden die hem van ondeugende menschen zijn aangedaan’.
Tekstverschillen
De afbeelding van de hardvochtige Tairoff is alleen te vinden in Grootmoeder in den kring harer kleinkinderen. In de overige bundels is ‘De brandewijn-verkoopster’ niet geïllustreerd. Het verhaal is verschillende keren opnieuw vertaald en enigszins bewerkt. Opmerkelijk is de tijdelijke verandering in de woede-uitbarsting van Nikolaas. In 1852 zegt die tegen zijn moeder: ‘En als die Jood u nog eens durft aanraken, zal ik hem zijnen geheelen rooden baard uitrukken.’ In 1870, in Verhalen uit het Russische volksleven, is hiervan gemaakt:‘En als de Jood u nog een enkele maal aanraakt, ruk ik hem zijn geheelen, lelijken baard uit.’ In de tweede druk van deze bundel, uit 1879, heeft Tairoff weer een rode baard. Dat is eveneens het geval in de bundels Het huis in de Peterstraat en Trouwe vrienden.
Doelgroep en receptie
Grootmoeder in den kring harer kleinkinderen heeft als ondertitel ‘verhalen voor de jeugd’.De ondertitel van Verhalen uit het Russische volksleven luidt ‘voor jongelieden van beiderlei kunne’. Van geen van de bundels heb ik een bespreking gevonden.
Hans zegt
Gospodin is niet de voornaam van Tairoff, maar het Russische woord voor ‘meneer’. De door Hoffmann ook bij andere personages gebruikte aanspreekvorm verleent het verhaal en de bundel Verhalen uit het Russsiche volksleven couleur locale.