Jeugdverhalen over joden (134)
Auteur: Nicolaas Antonie van Charante (1811-1873)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
‘De zilveren lepel’ is een verhaal uit Kinderleven: schetsen en novellen voor de jeugd. De auteur, Nicolaas Antonie van Charante, was predikant en halverwege de negentiende eeuw een bekende schrijver en dichter voor de jeugd. Hij gaf verhalende kinderbijbels uit en was een groot voorstander van kinderpreken. ‘Hij was, ofschoon niet misdeeld van talenten, als kinderschrijver niet zoo’n humorist als in het dagelijksche leven’, aldus de Arnhemsche Courant in 1873 in een korte necrologie. Het Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme oordeelde in 1983: ‘Van Charante had een zekere literaire en poëtische begaafdheid.’
Dominee Van Charante voerde vaker joodse personages op in zijn werk, meestal in negatieve zin. In Schetsen uit de kinderwereld fokt de arme joodse slagersknecht Sadok, die zich heeft vermomd, kermisgangers op met mooie praatjes (‘Ik ben hier voor de eerste en de laatste keer, en ik kan je staan te zeggen, dat je der lang plezier van zal staan te hebben’). En in Kinderpoëzie, een populaire dichtbundel, voert hij een joodse veedief op, Levi genaamd.
Kinderleven: schetsen en novellen voor de jeugd verscheen bij uitgeverij I. de Haan in Krommenie en beleefde twee drukken: in 1855 en 1856.
Samenvatting
De jonge Gerrit haalt huis aan huis as uit kachels en vuurpotten op. Op een dag vindt hij tussen de as een zilveren lepel. Gerrit en zijn moeder zijn zeer arm. Toch besluit Gerrit de lepel niet te verkopen, want zoals zijn moeder zegt: een gerust geweten is meer waard dan zilver en goud.
Die winter lijden Gerrit en zijn moeder honger. Op een dag klopt er een joodse koopman aan de deur. ‘Wat ouds te koop, moedertje?’ vraagt hij. Moeder verkoopt voor een paar stuivers twee schilderijen (‘de eenige weelde in deze kluis der armen’). In de tussentijd heeft de joodse handelaar (‘die een doortrapte bedrieger’) was, de zilveren lepel ontdekt. Hij steekt die in zijn zak en onder het toewensen van ‘gezondheid en een lang leven’ vertrekt hij.
Toevallig is Gerrit er net achter gekomen van wie de lepel is, maar omdat het ding gestolen is kan hij het niet teruggeven. De jongen wordt beschuldigd van diefstal en ontslagen.
De joodse handelaar probeert de lepel te verkopen aan een zilversmid, maar die ruikt onraad. Vervolgens breekt de jood in bij de zilversmid, wordt op heterdaad betrapt en voor de rechter gebracht. De eigenaresse van de lepel, een rijke dame, neemt Gerrit vervolgens in dienst als ‘kleine huisknecht’.
Receptie
Ik vond twee besprekingen, beide van de tweede druk. ‘Het boek ziet er van buiten goed uit, en de inhoud maakt den fraaijen vorm niet schaamrood’, aldus Het Leeskabinet begin 1856. ‘De auteur bezit tact, gij weet het immers wel, om tot jongelui te spreken en voor hen te schrijven. De tweede druk getuigt, dat zijne poging niet is in het water gevallen.’ En het Algemeen Handelsblad oordeelde op 23 september 1856: ‘Het is waarlijk een lief boekje, dat wij zeer aanbevelen.’
Laat een reactie achter