Het kerelskind*
— Van waar koms du getreden
Zo laat door rein* en wind,
Van waar komst du getreden,
Alleen, du blonde kind?
— Du smidje van de woude,
Ik kome van het veld
Waar vader heeft gestreden,
Waar vader ligt geveld.
— Lo!* viel hij, ’t was met ere,
Dijn vader welbemind.
Wat bergt dijn blauwe schabbe*,
Du arrem heldenkind?
— Du smidje, ’t zijn de scherven
Van vaders goede zweerd;
Du zals het mi hersmeden:
Het is ’t hersmeden weerd.
— ’k Hersmede het di sterker
Dan ’t vaders hand ooit zwong
Maar, waartoe wil ’t di dienen?
Du best zo bitter* jong.
— Du smidje van de woude,
Bij Lo ! du ne bist nie’ vroed*:
Mijn vader wille ik wreken
Met stromen walenbloed.
Albrecht Rodenbach (1856-1880)
Kerelskind : kind van een vrij man van lage geboorte
Rein : regen
Lo : afkorting van Bylo = bij God
Schabbe : linnen kiel
Zo bitter jong : zo heel erg jong
Du ne best nie’ vroed : je bent niet wijs, hebt niet goed nagedacht
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Hans Mol zegt
Great, fantastic
frans-joseph claessens zegt
vrijheid van pers is een recht, maar het plaatsen van werk van Rodenbach zonder commentaar is dom.
Frans-Joseph Claessens
Ton Harmsen zegt
Iets dom noemen zonder toelichting is niet slim.