Door Margot Kalse en Olga van Marion
Om opnames en uitgave van de Top 40 mogelijk te maken, zijn wij een crowdfundingsactie gestart: steunleiden.nl/project/top-40-van-de-gouden-eeuw .
Doneer nu en ontvang de cd en/of het liedboek als beloning!
Nederlanders zingen heel veel, niet alleen in kerken en koren, maar ook op feestjes, bij bruiloften en onder de douche. Dat doen ze al eeuwen. Wie verliefd of verlaten is zingt een popliedje, wie in nood is het Wilhelmus of een psalm, en wie een kind in slaap sust een wiegenlied. Een gouden tijd voor het Nederlandse lied is de periode van de late zestiende en de zeventiende eeuw, wanneer al die liedjes verzameld in liedbundeltjes op de markt komen, geschikt voor jong en oud. Muzieknotatie is niet nodig, want de boekjes bevatten contrafacten: teksten van liedjes met aanduiding van de bekende melodie waarop ze gezongen kunnen worden.
Voor de Top 40 van de Gouden Eeuw hebben we de veertig populairste melodieën uit de Nederlandse Liederenbank geselecteerd, die destijds in het Nederlandse taalgebied het meest gebruikt zijn. Bij deze melodieën hebben we mooie, ontroerende en verrassende liedteksten uit die tijd gezocht om Nederlandstaligen van nu in staat te stellen kennis te maken met de rijkdom van dit cultureel erfgoed. Iedereen kan nu met behulp van de muzieknotatie of de midi-files de liedjes leren zingen. Van tijd tot tijd zullen we een exemplaar uit de Top 40 publiceren, tot we bij de allerpopulairste melodie op nummer 1 zijn.
Lofzang van Maria
Deze melodie gebruikt slechts twee notenwaarden en is sober, eenvoudig en toch prachtig. Ooit, in Straatsburg, waar het begin ligt van het Geneefse psalter, was het de wijs van Psalm 3. Maar in 1566 duikt de melodie op in Petrus Datheens Psalmen Davids voor de Lofzang van Maria. Deze geliefde lofzang, waarvan melodie en tekst eeuwenlang vrijwel onveranderd zijn gebleven, behoort tot de categorie ‘cantica’: liederen afkomstig uit andere bijbelboeken dan de Psalmen. Het is het lied dat Maria zingt in Lucas 1, wanneer zij haar nicht Elisabeth opzoekt nadat zij gehoord heeft dat zij beiden in verwachting zijn. In de tekst, die grotendeels bestaat uit fragmenten uit het Oude Testament, dankt en looft Maria God voor hetgeen haar overkomen is: ‘Alle gheslaghten’ zullen haar ‘ghelucksaligh achten’
Een lofsangh der Jonckvrauwen Marie. Luce I.
3. Heyligh is zyne naem,
End sijn goetheit bequaem
Sal eewighlick beclyven,
Van kindts kindren voort aen,
Voor hen die recht wel gaen,
End in Gods vreese blyven.
4. Een schoon en heerlick werck,
Doer zynen aerm seer sterck,
Heeft ghedaen God almachtigh:
Hy heeft die stoute quaet,
En hares herten raet,
Tot niet ghemaeckt seer crachtigh.
5. Die stout sijn in hooghmoet,
Vol van eer en van goet,
Heeft God neder ghedreven.
En die aerm sijn end clein,
Heeft sijn goetheit allein,
Seer heerlick nu verheven.
6. Die aerm sijn na den gheest,
Den welcken honghert meest,
Versaedt die Heer ghepresen:
Die rijck zijn, vol end groot,
Heeft hy ledigh en bloot
Van hem vry afghewesen.
7. Hy verheft Israel
Sijn Soon’, en ghedenckt wel
Aen sijn groote ghenade:
So hy heeft Abraham
En tvolck dat nae hem quam,
Toegheseyt vroegh en spade.
Petrus Datheen
hem | zich |
vry | zeker |
die stoute | de hoogmoedigen |
haers herten raet | de plannen van hun hart |
hares | (naar latere drukken; deze bron heeft haers) |
niet | niets |
stout | overmoedig |
versaedt | verzadigt |
Israel Sijn Soon’ | zijn volk Israel (vlgs. Exodus 4,23) |
So | zoals |
Tekst en melodie uit: Petrus Dathenus, Alle de Psalmen Dauids. Ende andere Lofsanghen wt den Fransoyschen dichte int Nederduytsch ouerghesett. De welcke men voortaen inde Nederlandsche Ghemeynten ghebruycken zal. (z.pl. 1566), fol. Zvi r.-Zvij v., https://books.google.nl/books?id=5ORNAAAAcAAJ (pdf pp. 573-575)
Laat een reactie achter