Persbericht Max Planck Instituut
Baby’s luisteren het liefst naar babypraat, in welke taal dan ook, maar vooral wanneer dat een taal is die ze thuis ook horen. “De resultaten van de eerste twee ManyBabies-onderzoeken, waarin eentalige en meertalige baby’s tussen de drie en vijftien maanden oud zijn onderzocht, vormen samen de grootste experimentele studies naar de vroege taalontwikkeling. Ik ben trots dat ik in verschillende fases van het onderzoek kon bijdragen, van het ontwerpen van de experimenten tot de analyse en het schrijven van de publicatie, ook al was ik bij aanvang van het ManyBabies-project in 2015 nog maar een junior onderzoeker”, aldus Christina Bergmann, inmiddels senior onderzoeker bij de onderzoeksgroep Language Development van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek.
Een uniek onderzoek onder honderden baby’s met een tweetalige achtergrond in zeventien laboratoria in vier continenten laat zien dat alle baby’s sterker reageren op kindgerichte spraak – babypraat – dan op spraak gericht op volwassenen. Dit onderzoek laat bovendien zien dat baby’s van zes maanden oud al verschil horen tussen verschillende talen om hen heen.
“We konden baby’s met een tweetalige achtergrond vergelijken met baby’s met een eentalige achtergrond, en het belangrijkst bleek de relatie te zijn tussen de taal waarmee ze dagelijks omringd zijn en de taal die we ze in het onderzoek lieten horen”, vertelt Krista Byers-Heinlein, universitair hoofddocent Psychologie aan de Concordia University in Montreal (Canada). Het onderzoek is gepubliceerd in het tijdschrift Advances in Methods and Practices in Psychological Science.
Kijken is luisteren
Het onderzoek is een van de eerste publicaties van het ManyBabies-consortium, een vijf jaar durende, vrijwillige samenwerking tussen onderzoekers wereldwijd. Aan dit onderzoek werkten laboratoria mee uit Canada, de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Hongarije, Verenigd Koninkrijk, Australië en Singapore. Daar werden in totaal 333 tweetalige en 385 eentalige kinderen tussen de zes en vijftien maanden oud getest.
Hoewel elk lab zelf zijn deelnemers wierf en testte, waren er veel onderlinge overeenkomsten. Ten eerste hadden alle tweetalige baby’s ten minste een van hun talen gemeen met de eentalige baby’s in het lab. Daarnaast werkte elk lab met dezelfde testprocedure. De baby’s werden onderverdeeld in een groep van zes tot negen maanden oud en een groep van twaalf tot vijftien maanden oud.
Elke baby luisterde naar korte opnames van Engelssprekende moeders die tegen een kind of tegen een volwassene spraken. De onderzoekers hielden steeds bij hoe lang de baby bleef kijken tijdens het afspelen van de opnames. “Kijken geeft aan dat ze luisteren”, zegt Byers-Heinlein, die leidinggeeft aan het Concordia Infant Research Lab in Montreal.
Niet alle baby’s kwamen uit thuissituaties waar Engels werd gesproken. Het wereldwijde karakter van het onderzoek zorgde ervoor dat veel verschillende taalcombinaties vertegenwoordigd waren. Toch prefereerden alle kinderen, ongeacht hun thuistaal, kindgericht Engels boven Engels dat aan een volwassene was gericht. Kinderen afkomstig uit Engelstalige huishoudens luisterden nog aandachtiger naar de Engelse kindgerichte spraak dan andere kinderen.
“Hoe bekender ze waren met de taal, hoe meer ze de voorkeur gaven aan de kindgerichte spraak”, zegt Byers-Heinlein. “Een baby die thuis 75 procent van de tijd Engels hoort had een sterkere voorkeur dan een baby die thuis 25 procent van de tijd met Engels is omringd.”
Nieuwe manier om onderzoek te doen
Het ManyBabies-project is voor Byers-Heinlein niet alleen een opwindend onderzoeksproject, het project is volgens haar ook een baanbrekend voorbeeld van internationale samenwerking tussen collega’s die manieren hebben gevonden om samen te werken ondanks de verschillen in locatie, taal en mogelijkheden.
Elk lab ging zelfstandig te werk bij het werven en testen van kinderen, en kreeg daarbij dankzij de niet-hiërarchische structuur van het consortium de flexibiliteit die het nodig had om het onderzoek uit te kunnen voeren. Door de werving uit te spreiden over zeventien verschillende laboratoria profiteerden de onderzoekers bovendien van de voordelen van een ongekend rijke dataset.
Byers-Heinlein noemt de nieuwe aanpak een ‘proof of concept’. Ze is ervan overtuigd dat het consortium bij het uitbreiden en testen van toekomstige onderzoeksvragen kan voortbouwen op de ervaring die is opgedaan in dit onderzoek in zeventien verschillende babylabs over de hele wereld. “We kunnen echt stappen maken in ons begrip van tweetaligheid, en de variatie daarin in het bijzonder, dankzij onze toegang tot al deze verschillende gemeenschappen.”
“Het feit dat het ManyBabies-project zoveel mogelijk materialen en data deelt, en dat we veel aandacht besteden aan documentatie, betekent dat anderen hun eigen analyses kunnen uitvoeren en het werk ook in hun eigen lab kunnen uitvoeren (bijvoorbeeld in een lopend project waarin dit ManyBabies-onderzoek in Afrika wordt uitgevoerd). Dat vergroot de impact van onze inspanningen en de bijdragen van de baby’s enorm”, voegt Christina Bergmann toe.
Afbeelding: Kenny Louie, Wikimedia
Laat een reactie achter