In zijn weergaloze novelle “Het leven en de dood in den ast” uit 1926 beschrijft Stijn Streuvels het harde leven van drie dagloners in een ast of eest, een droogoven voor cichoreiwortels. In een nacht, waarin een storm om de ast giert, worden de drie geconfronteerd met vragen over de zin van hun leven, over de dood, over hun dromen en wensen, en de zinloosheid ervan. Zoals in het verhaal dat de opperdroger Hutsebolle doet aan zijn twee gezellen.
Jan Willem van der Weij zegt
Prachtig verhaal en heel mooi gelezen, Frank Willaert, dank!
Willy Haelewyn zegt
Dit verhaal brengt me meer dan 60 jaar terug naar onze enthousiaste leraar die ons voor deze novelle wist te boeien!
hoelbeek Roger zegt
Wat Streuvels hier ” te berde ” brengt is werkelijk een weergaloos weergeven van de menselijke doem-keten van verlangen ( Desire zegt de Boedha ) naar een stuk bezit wat als materie je dikke psychische ellende kan brengen in plaats van bevrediging ofdewel den hemel jou aarde