Dinsdag 20 april 2021 worden de eerste delen van de nieuwe versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst gepresenteerd (vanaf dinsdagavond 19 uur online e-ans.ivdnt.org). Eerdere versies van deze standaardgrammatica verschenen in 1984 (één deel, papier) en 1997 (twee delen, papier, gedigitaliseerd 2002). Gefinancierd door de Nederlandse Taalunie hebben taalkundigen van de universiteiten van Gent, Leiden, Leuven en Nijmegen de laatste jaren hard gewerkt om de beschrijving van het Nederlandse taalsysteem ‘up to date’ te maken.
Natuurlijk is een grammatica nooit af, om verschillende redenen:
- De taal verandert waar je bij staat
- De taal is ingewikkelder dan je denkt – van geen enkele levende taal bestaat er een complete grammatica die álle aspecten belicht
Toch hebben we ons best gedaan. Op basis van de vorige versie, de sinds de vorige druk verschenen artikelen, proefschriften en grammatica’s, en na raadpleging van deskundigen ‘uit het veld’, zijn we tot nieuwe teksten gekomen.
Uitgangspunt van de ANS is, dat het een beschrijvende grammatica is: de spraakkunst probeert te laten zien hoe het systeem van de taal werkt. Dat is niet de enig mogelijke opvatting: auteurs van vroegere grammatica’s hadden soms duidelijke ideeën over hoe een ideale taal eruit zou moeten zien, en zij aarzelden niet om hun beschrijving van het Nederlands daaraan aan te passen. Aan grammatici uit het verleden hebben wij aldus de gedachte te ‘danken’ dat hele grote neus fout is (het moet volgens die gedachte heel grote neus zijn, omdat heel hier fungeert als een bijwoord en bijwoorden in het Latijn niet verbogen worden, dus Nederlandse ook niet). Het onderscheid tussen hun (derde naamval meervoud) en hen (vierde naamval meervoud) is eveneens geconstrueerd naar voorbeeld van het Latijn: een taal met meer naamvallen werd als beter beschouwd, maar het onderscheid is volstrekt kunstmatig binnen het systeem van het Nederlands. Ook zijn deze vroegere grammatici verantwoordelijk voor de gedachte dat groter dan beter is dan groter als (terwijl beide varianten ongeveer even oude rechten hebben), dat op een zeemansgraf staan nooit geen rode rozen alléén op een zeemansgraf staan altijd rode rozen kan betekenen (omdat twee ontkenningen elkaar altijd moeten opheffen) en ga zo maar door.
Ondertussen valt niet te ontkennen dat de taalgemeenschap ook opvattingen en ideeën heeft over de eigen taal, opvattingen die niet altijd overeenkomen met het systeem. Sommige van deze opvattingen en ideeën, die geen wetenschappelijke basis hebben, floreren in het onderwijs en elders. Taal is een communicatiemiddel, maar het is ook een manier om mensen en groepen van elkaar te onderscheiden, dus een discriminatiemiddel. Als je op school hebt geleerd dat groter als fout is, dan heb je misschien de neiging om iemand die groter als gebruikt, minder te waarderen, dom te vinden, een bepaalde baan niet te geven. Waar mogelijk signaleren we die normen en waarden, zodat de gebruiker van de ANS weet waar de gevoeligheden liggen.
Ook ANS2 was primair descriptief bedoeld. In de inleiding valt onder meer te lezen “De ANS gaat principieel beschrijvend te werk, dat wil zeggen dat ze niet voorschrijft hoe iets moet, maar dat ze de vormen en constructies die in het taalgebruik voorkomen, registreert en bespreekt. Dat neemt niet weg dat wie daar behoefte aan heeft, wel degelijk een normatief gebruik kan maken van de ANS.” De praktijk van de beschrijving van ANS2 was overigens weleens sterker dan de leer. In het oorspronkelijke hoofdstuk over negatie werden bijvoorbeeld (29.1, opm. 4) dubbele ontkenningen als Hij heeft nooit geen geld afgekeurd (“In gesproken taal worden in strijd met de regel ook wel twee negatie-elementen achter elkaar gebruikt die hetzelfde bereik hebben en samen als één negatie-element fungeren”). Deze kritische beschrijving gaat voorbij aan het feit dat deze versterkende ontkenningen wel degelijk onderdeel zijn van het taalsysteem van het Nederlands, en met name een expressieve functie hebben: door Hij heeft nooit geen geld kan een taalgebruiker een betrokkenheid uitdrukken die in de door de ‘schoolmeesters’ gepropageerde varianten Hij heeft nooit geld en Hij heeft geen geld veel minder duidelijk is. In het nieuwe hoofdstuk over negatie hebben we onder meer geprobeerd ook die nuance te beschrijven. We noteren daarbij ook dat niet iedereen deze variant accepteert, en dat hij in formeel schriftelijk taalgebruik dikwijls beter vermeden kan worden.
Verder lezen
Walter Haeseryn 2017 Werken aan de nieuwe ANS. Neerlandistiek.
Joop van der Horst 2008 Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis. Universitaire pers Leuven.
Marijke van der Wal 1995 De moedertaal centraal. Standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650. SdU.
Wouter van Wingerden 2017 Maar zo heb ik het geleerd! De waarheid achter 50 taalkwesties. Van Dale.
Ton van der Wouden. 1998. Dat had niet zo gehoeven. Modaliteit en negatie in de nieuwe ANS. Nederlandse Taalkunde 3 (1998), 3, 237-252.
Hedde Zeijlstra 2010. Emphatic Multiple Negative Expressions in Dutch. The Linguistic Review 27: 37-73.
Berthold van Maris zegt
Is de presentatie ook nu nog ergens op het internet te bekijken?
Frank Landsbergen zegt
Beste Berthold, we plaatsen hem binnenkort op de INT-site.