Voorzang [bij ‘Heldensage’]
De menschenwereld is een wonder ding;
door haar blaast de Geest als een groote wind:
niemand weet waar hij opkomt, waar begint
het nieuwe willen, de verandering.
Soms schiet Leven vol hoog en wild gerucht
van worden en vergaan. In felle daden
stroomt uit zijn kracht. Elke dag is beladen
met mooglijkheden, ieder uur bevrucht.
Als weer verstilt het bruisende bewegen
komt de denkende mensch: poogt na te speuren
banen die ’t ging; rafelt voorbij gebeuren
uiteen; zegt: ‘het moést gaan langs déze wegen’.
Ver in zijn eenzaamheden lacht de Geest:
‘mijn banen kan geen mensch vooruit verkonden’.
Kind van ’t Al is hij, aan de stof gebonden,
maar de slaaf der stof is hij nooit geweest.
Henriette Roland Holst-van der Schalk (1869-1952)
uit: Heldensage (1927)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter