Om opnames en uitgave van de Top 40 mogelijk te maken, zijn wij een crowdfundingsactie gestart: steunleiden.nl/project/top-40-van-de-gouden-eeuw .
Doneer nu en ontvang de cd en/of het liedboek als beloning!
Psalm 24
Kenmerkend voor deze prachtige melodie uit het Geneefse psalter is de kwintsprong aan het begin (van de eerste naar de vijfde toon), waarna de wijs via een terts terugstroomt naar de grondtoon. Het ritme vloeit mooi, zodat de teksten die erop geschreven worden ook fraai kunnen bewegen.
Vanuit Genève kwamen de melodieën naar de Nederlandse protestanten via de verschillende berijmingen, waaronder die van de dichter en theoloog Petrus Datheen, die de teksten uit het Frans vertaalde. De melodie ‘rijmde’ kennelijk zo lekker, dat de reformatorische dichter Jan Utenhove er zelfs verschillende psalmberijmingen op schreef, ook van andere psalmen dan 24. ‘Datheen’ is heel lang gezongen door de Nederlandse protestanten, ondanks dat de dichter niet zo muzikaal heeft berijmd. Zo begint de tweede strofe met ‘Sy-nen berg’: hier veroorzaakt de kwintsprong een accent op ‘-nen’.
Volgens de introductie bij deze psalmberijming gaat het hier om een lied van David dat gezongen moest worden wanneer de Israëlieten de Ark van het Verbond naar de tempel zouden dragen, vanaf de voet van de berg (Zion). De poorten van de stad (Jeruzalem) worden aangespoord om de boog hoger te maken. Er komt namelijk een koning aan die oppermachtig is. Door de nadruk op deze grote koning is de tekst door de vroege protestanten geïnterpreteerd als een aankondiging van Christus, die bij de mens op aarde zal komen.
David heeft desen Psalm gemaeckt, op dat hi gesonghen mochte werden, als die Arcke des verbondts in den tempel (dien Salomon maeken soude) gevoert ende ghestelt zoude werden.
3. Die mensche sal zeghen ontfaen,
God sal hem ooc wel gade slaen,
End doer zijn goedicheit bevryden.
Zulck is tgheslachte taller tijt,
Dat God zoekt met herten verblijt,
O God Jacobs, aen allen zyden.
4. Verhooght u, groote poorten nu,
Eewighe deuren verheft u,
Dat inga den Koningh vol eeren,
Wie is die Koningh so geacht?
Tis God d’overwinner met kracht,
Wiens macht niet en is om vermeeren.
5. Verhooght u, groote poorten nu,
Eewighe deuren verheft u,
Dat ingae den Koningh vol eeren,
Wie is die Koningh so geacht?
Tis Godt der heercrachten vol macht,
Die groot is, ja, een Heer der Heeren.
Petrus Datheen
begrijpt | omvat |
naer | dichtbij |
tgheslachte | het soort mens |
niet en is om vermeeren | niet vergroot kan worden |
Godt der heercrachten | (erenaam voor God; ‘heercracht’ is legermacht) |
Tekst en melodie uit: Petrus Dathenus, Alle de Psalmen Davids, Ende Ander Lofsanghen, Wt Den Francoyschen dichte in Nederlandschen overghesett. De welcke men voortaen in de Nederlandsche Ghemeynten ghebruycken zal (z.pl., 1566), fol. D2v.- D3r. https://books.google.nl/books?id=5ORNAAAAcAAJ (pdf pp. 109-110)
Laat een reactie achter