Toen ik nog leefde
in het heelal van je armen
en ademde door je huid,
stond het geheimschrift
van de sterren
in je ogen geopenbaard.
De witgouden bal van de zon
rolde de hemel rond
en de maan was een abrikoos
in de schaal van de nacht.
Maar nu
drijven sponzige wolken
over de stad. Huizen onwankelbaar
belemmeren het uitzicht.
Langs rechtlijnige straten
slaapwandel ik door de dag
met de regen van nu in mijn haren
en de steen van toen om mijn nek.
Hanny Michaelis (1922-2007)
uit: Water uit de rots (1957)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter