Mario Molegraaf over dit gedicht.
Dinska Bronska
Uit een oud dorp
– kameelbruin als de steppe –
uit Plocka
kwam Dinska Bronska.
Haar hoofddoek was pruisisch-blauw
en heur haar vlas-geel;
ook waren haar ogen blauw
als fjord-water.
Zij rook naar knoflook en spar,
zij droeg laarzen
en ging zeer zwaar en gauw.
In het ‘Hôtel Lapland’ zat zij
bij een tafel aan het straat-raam:
zij schreef ’n brief.
Een haarlok viel laag op haar rode kaak
en zij stak haar tong uit,
want ze schreef moeilijk die brief
en daaronder ‘Dinska Bronska’, haar naam.
Ze stak ook de penstok in haar mond
en zocht met haar ogen langs het plafond.
Op het papier waren ’n inktvlek
en groot gestrompel van letters:
zij kocht het voor vijf centiem
in de kruideniers-zaak
over het hôtel.
Er was ’n beetje inkt aan heur kaak.
O Dinska Bronska,
gij vertrekt naar Canada:
de verroeste stoomboot wacht langs de kaai.
Gij laast op een almanach
der ‘Red Star Line’
dat Canada groter appels,
o, hoger en geler koren heeft dan Plocka.
Het moet in Canada veel beter zijn!
O, Dinska Bronska,
met je zeer dikke vingers:
je schrijft zo moeilijk die brief.
Je ogen zoeken vliegen op het plafond.
‘Moj Boze!’
Er zit ’n tranen-veeg,
o zo verdrietig,
van je blauwe ogen naar je mond.
O, Dinska Bronska!
Karel van den Oever (1879-1926)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter