Ter gelegenheid van de Boekenweek verschijnt Tweepigrammen, waarin dichters dichten over ‘Tweestrijd’ (het Boekenweekthema). Daarin ook onderstaande bijdrage van Peter Swanborn.
Naar Martialis
1
Als mijn gedichten voor jou misschien
wat duister zijn, ontoegankelijk zoals je zegt,
gekunsteld, geen gewone taal misschien,
geen tijdgeest, zeg je, geen straatrumoer,
dus eerder iets voor ingewijden misschien,
dan heb je, beste lezer, natuurlijk groot gelijk:
mijn verzen schrijf ik niet om het wereldraadsel
te doorgronden, maar enkel opdat jij misschien,
misschien — de kans is klein — bij de laatste regel
in zal zien dat onwetendheid beter zwijgt.
2
Poëzie is zinloos, nutteloos ook, je zegt het
keer op keer, recht in mijn gezicht: ‘Waar doe
je het voor? Geld? Roem? Wie kent jouw naam?
Jij weet toch ook: wat niet verkoopt, is slecht.’
Jouw advies, lieve vriend, is meer dan terecht,
maar voor wat anders ben ik in de wieg gelegd?
Geloof me, deze letterknecht schrijft dóór lang
nadat de markt jou het zwijgen heeft opgelegd.
3
Je wijst een paar boekjes aan en sneert: Is dit alles?
Je bladert door stapels manuscripten en schimpt: Kom
jij ooit verder dan een eerste begin? Maak je nooit iets af?
Wat heeft dit nog voor zin? Gooi die schrijfsels toch weg,
ga wat nuttigs doen! Vakken vullen tot aan je pensioen.
Liever dan kringloop, ramsj of papierbak, waarde collega,
is mij het rusteloze graf. Schrijven zal ik, schrijven als
nooit tevoren. Eens komt de dag dat je een bleke arm
omhoog ziet reiken, het boek der boeken in zijn hand.
Daarin een lied dat langer zingt dan jij kunt zeiken.
Peter Swanborn (1963)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter