Woorden temmen in de klas
Met de reeks ‘woorden temmen’ geef je in een handomdraai een nieuwe impuls aan je poëzieonderwijs. Ter gelegenheid van de tweede druk van ‘Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera’ publiceert Neerlandistiek ervaringsverhalen van docenten die de reeks inzetten in hun klas. Vandaag: het verhaal van Robert Jan de Paauw, leraar Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium Leiden.
Black Lives Matter vormt de achtergrond van een tekstenbundel die ik voor het schooljaar ’20-’21 heb samengesteld. Elk jaar kies ik een maatschappelijk thema, in een poging literatuur zo relevant mogelijk te maken voor de leerlingen én de ogen te openen voor de belevingswereld van ‘de ander’. Dit jaar is de bundel gevuld met verhalen, essays, gedichten en liedteksten van mensen van kleur.
Als ik het thema in één vijfde klas (op onze tamelijk witte school) aankondig, reageert een meisje vooraan fel: ‘Waarom dit? Kunnen we geen teksten lezen over de positie van de vrouw? Die wordt óók gediscrimineerd!’
Ik antwoord dat aandacht voor dít maatschappelijke thema niet wil zeggen dat andere thema’s niet belangrijk zijn. Niettemin begrijp ik haar reactie – zij steekt haar feminisme gewoonlijk niet onder stoelen of banken –, en ik hoor een jongen op de achterste rij plagerig iets zeggen over ‘het aanrecht’.
Gelukkig heb ik net de BLM-tekstenbundel uitgedeeld en ik vraag de leerlingen naar pagina 15 te gaan. Ik lees ‘rib’ voor, van Radna Fabias.
Na het laatste woord blijft het muisstil in de klas. Ik laat dat even zo. Dat is wat poëzie kan doen en zeker de poëzie van Radna. Dan geef ik de opdracht het gedicht rustig individueel te herlezen en die woorden te onderstrepen die het meest opvallen.
Hierna krijgt telkens een andere leerling de beurt om aan te geven wat haar of hem opviel. Via ‘laat de adem van een ander zachtjes schrapen langs waar het beurs is’ ontstaat een klassengesprek, enerzijds over de mogelijke betekenissen van die woorden, anderzijds over de ‘lichamelijkheid’ van dit gedicht. We staan heel lang stil bij ‘bevestig de veronderstelde weerloosheid’. Mijn lesvoorbereiding aan de hand van Woorden temmen levert me de bijdragen waarmee ik het gesprek eenvoudig gaande kan houden: over de ‘male gaze’ en de gebiedende wijs in het gedicht, over de gedichttitel in relatie tot Adam en Eva, over de manier waarop vrouwen zich – bijvoorbeeld in reclames – tonen, en van hieruit over de vrouwen van kleur die hun kroeshaar kapotmaken met chemische troep vanwege een of ander opgelegd ideaal. Het wordt een bijzonder rijke les, zo’n les die je bijblijft.
Nu, een half jaar later, staat Radna’s bundel Habitus – uiteraard vrijwillig – op vele boekenlijsten van mijn vijfdeklassers. Trouwens ook bij de jongen die, vanaf die ene les, vermoedelijk nóóit meer de termen ‘vrouw’ en ‘aanrecht’ in één zin zal gebruiken.
Laat een reactie achter