Autoclaaf
Diep in de kelders van het onbekende
gaat een reuzin de muren in het rond,
groter naarmate zij geen uitweg vond;
de ruimte etend met haar lange tanden.
Waar zal zij door de gangen heen belanden? –
weer bij zichzelve waar zij eenmaal stond.
Zij groeit, de tijd wordt vlees, een open wond
van ’t schuren langs de rauw-cementen wanden.
Tegen elkander opgestaan en slaags
geest en materie, wil en werklijkheid,
ben ik het slagveld van fatale machten,
die u elkaar betwisten in de nachten
en met dichte vizieren vechten ’s daags;
een eeuwig onbeslecht gebleven strijd.
Gerrit Achterberg (1905-1962)
uit: Cenotaaf (1953)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter