Iwan van Duren (Voetbal International van 7 juli jl.) start zijn recensie van mijn boek De Hollandse School van het totaalvoetbal – Historie en analyse: een literatuurstudie in de volgende bewoordingen: ‘Zul je altijd zien. Zit je het ultieme boek over Totaalvoetbal van Rob Siekmann te lezen, beginnen ze tijdens een Tour-etappe op “De Belg” over totaalwielrennen. De koers wordt gekleurd door alleskunners. Maar de Belgen kennen hun klassieken: “Ja, dat was Ajax met Michels”, wordt er vanuit de studio duiding gegeven. Onze mond valt bijna open als de reporter ter plekke countert dat het toch Ernst Happel was die daar bij Feyenoord al eerder mee bezig was. Een visie die ook al vaker door Willem van Hanegem is geuit.’
Er wordt dus een direct verband gelegd tussen totaalwielrennen en het totaalvoetbal van Rinus Michels uit de jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw (Ajax en Oranje). Kennelijk is de term totaalwielrennen in navolging van totaalvoetbal ontstaan. Dat laatste blijkt ook uit de kop van een artikel in Wielerrevue (6 juli jl.): ‘Tourdirecteur Christian Prudhomme: Ajax speelde vroeger totaalvoetbal. Mathieu is het totaalwielrennen.’ In mijn ‘Totaalvoetbalboek’ heb ik een hoofdstuk gewijd aan het profiel van de ideaaltypische totaalvoetballer. Een van mijn conclusies is dat totaalvoetballers allrounders, alleskunners moeten zijn. Dat vloeit ook voort uit de definitie van totaalvoetbal die in de Dikke Van Dale te vinden is: ’type voetbal waarbij achterspelers mee in de aanval gaan en voorhoedespelers meevededigen’. Bij Mathieu van der Poel moet wel ook bedoeld zijn dat hij veelzijdig is. Hij bleek in de Tour de France onder andere ook te kunnen tijdrijden zonder zich daarop noemenswaardig te hebben voorbereid. Een multitalent dus, die momemteel ook nog eens drie disciplines beheerst: de wielercross, het mountainbiken en de wegkoers. Er komt blijkbaae nog een element bij, getuige Mark de Bruijn in hoofdstuk 5, ‘Vlucht naar voren’, van Mathieu van der Poel – Het fenomeen verklaard (2021): ‘In de jaren vóór hem draaide alles om het ploegenspel, om calculerend fietsen.’ (blz. 84). Totaalwielrennen zou dus ook kunnen worden geduid zoals totaalvoetbal de antithese van resultaatvoetbal is. Totaalvoetbal wordt wel aangeduid als initiatiefrijk, aanvallend voetbal. Rinus Michels introduceerde totaalvoetbal als middel tegen verdedigend voetbal, hij wilde defensies kunnen openbreken. Daarvoor koos hij de aanval in plaats van de tegenaanval (counter).
De hierboven aangehaalde voorbeelden uit de media laten zien dat het begrip ’totaalwielrennen’ vooral in verband wordt gebracht met de individuele veelzijdigheid van wielrenners. Is dat altijd de betekenis van de term geweest, heeft daarop altijd de nadruk gelegen? Ik ben zelf vooral een voetballiefhebber, maar wielrennen kan mij ook zeer bekoren, vooral ten tijde van de Tour de France. Ik lees graag zoveel mogelijk sportboeken, dus ook over de wielersport. Vorig jaar stuiite ik in Het mooiste uit de koers – 50 iconen van het wielrennen (2020) door Alex van der Hulst op de volgende passage: ‘Zoals Nederland in de jaren zeventig het totaalvoetbal heeft, zo bedenkt Peter Post het totaalwielrennen. Een concept dat de laatste jaren door Patrick Lefevere bij zijn ploeg Quick-Step wordt gekopieerd.’ (blz. 147) Inderdaad, dat was het systeem-Post van de Raleigh-ploeg, zo begon mijn geheugen te werken, en dat werd ook wel eens totaalwielrennen genoemd. Totaalwielrennen bleek dus geen dode letter, maar levende materie. Ik besloot er apart aandacht aan te besteden in mijn ‘Totaalvoetbalboek’. Vooral intrigeerde me de vraag naar wat een vergelijking van totaalwielrennen met totaalvoetbal zou opleveren. Nader literatuuronderzoek was nodig. Dus dook ik in mijn sportbibliotheek, met het volgende resultaat.
Wielerwoordenboeken
Eerst natuurlijk een blik in de wielerwoordenboeken, zoals je ook uitgewerkte definities van totaalvoetbal kunt vinden in de bestaande voetbalwoordenboeken. In Van Dale komt, anders dan totaalvoetbal, de term overigens niet voor. In Wielerwoordenboek door Wim van Rooy, Fons Leroy en Sam van Rooy (2010) wordt totaalwielrennen omschreven als: ‘wielerstrategie geïntroduceerd door Peter Post bij het Raleigh-team waarbij de collectieve prestatie vooropstond en elke renner van de ploeg mocht winnen, zolang het maar iemand van de ploeg was.’ In Groot wielerwoordenboek door Marc de Coster (2009) wordt totaalwielrennen aangeduid als: ‘Andere benaming voor het systeem-Post: wel rijden met kopmannen maar met kansen voor iedereen. Naar analogie van totaalvoetbal (door Rinus Michels in 1974 geïntroduceerd op het WK).’ Er volgen daar dan twee citaten uit de media ter illustratie: ‘Bij Mapei leidde de Belg jarenlang een ploeg die het “totaalwielrennen”van TI-Raleigh uit de jaren zeveinntig en tachtig beheerste.’ {NRC Handelsblad, 21 april 2001) Die Belg moet ook toen al Patrick Lefevere zijn geweest, zo wijst onderzoek uit. En: ‘De Raleigh-ploeg introduceerde een nieuwe manier van wielrennen. Werd bij bijna alle ploegen de tactiek afgestemd op de kopman, voor Post was het vooral van belang dat de winnaar het opvallende zwart-geel-rode Rleigh-shirt droeg. Het systeem-Post werd ook wel het totaalwielrennen genoemd, analoog aan Michels’ totaalvoetbal. In princiope mocht iedere Raleigh-coureur winnen, al haalden types als Knetemann en Raas het grootste deel van de koek binnen. (de Volkskrant, 8 december 2005)’ In de eerste druk van Groot wielerwoordenboek uit 1989 kwam de term overigens nog niet voor. Dat is evenmin het geval in Van Dale Wielersportwoordenboek door Jan Luitzen (2009). Er wordt in de bronnen waarin de term voorkomt, niet nader uitgelegd waarin die analogie met totaalvoetbal zou bestaan (zie daarover infra).
Marc de Coster verwijst in zijn Groot wielerwoordenboek ook naar het systeem-Post dat in een apart lemma wordt behandeld: ‘Hierbij wordt afgestapt van het principe dat er slechts één kopman binnen een ploeg kan zijn. Alle renners zijn bereid voor elkaar te werken, waardoor men met verschillende beschermde renners vertrekt: degene die in het verloop van de wedstrijd in de beste positie komt, wordt daadwerkelijk beschermd. Daardoor wordt het voor de concurrentie ook erg moeilijk om de koerstactiek af te stemmen op één renner van Raleigh, de kopman. Met dit systeem wilde Peter Post destijds het wielrennen nieuw leven inblazen. Het werd al snel door andere ploegen overgenomen.’ Er volgen dan weer twee citaten ter illustratie: ‘Jan Raas was vaak het brein achter de Nederlandse triomfen in binnen- en buitenland. Meestal vertrok hij als kopman in de klassiekers, maar als een ploegmakker dan in een betere positie zat of gewoon een hele goede dag had, dan was Raas nooit te beroerd om zijn eigen kansen op te offeren. Vaak werd dat het systeem-Post genoemd, maar het zijn tenslotte toch de renners die een dergelijk systeem tot een succes moeten maken.’ (Wim Amels, ‘Klassiekerkoning Jan Raas’, 1984). En: ‘Het systeem-Post van de jaren zeventig en begin tachtig werkt niet meer. De machtsblokken van weleer zijn practisch monddood gemaakt. Bovendien is een wielerploeg anno 1992 veel meer een smeltkroes van allerlei nationaliteiten. Het wedstrijdprogramma wordt deels afgestemd op de grensoverschrijdende belangen van de multinationale sponsors.’ (Trouw, 25 april 1992)
Uit de literatuur
In Peter Post – Een fenomeen in de wielersport (2019) door Fred van Slogteren wordt er het volgende over gezegd: ‘De Raleigh-ploeg was een ploeg met regels. Er moest altijd een mannetje mee in een ontsnapping en dan was het verboden om voorin een trap te veel te doen. In het peloton liet de ploeg dan het werk over aan de concurrentie. De ploeg controleerde de koers als een van hen er alleen vandoor was. Ploegwerk met kopmannen die het af konden maken en beschermde renners en knechten die zoveel kwaliteit in huis hadden dat zij ook konden winnen. Het ideaal van het totaalwielrennen was een feit. Raleigh werd het Ajax van het wielrennen, met Peter Post als Rinus Michels, Jan Raas in de rol van Johan Cruijff, Gerrie Knetemann als Piet Keizer, Henk Lubberding als Johan Neeskens, en Hennie Kuiper als Sjaak Swart. En waar Michels voor de overige plaatsen kon putten uit pure kwaliteit, daar kon Peter Post dat ook. “In onze methode zitten vasre structuren, maar er is altijd ruimte voor improvisatie. De ploeg kan zich als een kameleon aan het wedstrijdverloop aanpassen.”‘ (blz. 167-168). Mijn commentaar hierbij: wat de controle in het systeem-Post was, was de dominantie van het totaalvoetbal. Het doel was altijd om de wedstrijd, het spelverloop te controleren. Dominantie, ook zonder eigen balbezit, is het ene kernbestanddel van het totaalvoetbal. Het andere, complementaire bestanddeel is wat Cruijff ‘georganiseerde chaos’ heeft genoend. Deze uitdrukking is ook verwerkt in de naam van het zogeheten Plan Cruijff, destijds bedoeld om Ajax organisatorisch en voetbaltechnisch te hervormen: ‘Naar georganiseerde chaos: op weg naar succes’. Dat wil zeggen: je voetbalt met gecontroleerde vrijheid, je zou ook kunnen zeggen: met vrijheid in gebondenheid. Dat is dezelfde idee als wat Peter Post bedoelt met de ruimte voor improvisatie in het kader van vaste structuren. Piet Keizer moest kunnen soleren, maar altijd in de rug gedekt door medespelers voor als het fout zou gaan, als hij balverlies zou lijden.
En in Het geheim van Raleigh – De biografie van een bijzondere wielerploeg (z.j.) door Joop Holthausen lezen we het volgende: ‘Raleigh was veel meer dan zomaar een wielerploeg. De betekenis van deze formatie steekt ver boven de onovertroffen successenreeks uit. Op technisch en tactisch gebied werden onbekende paden betreden. De door Peter Post geleide equipe veranderde het gezicht van de internationale wielersport. In de mondiale wielerhistorie is er nooit een formatie geweest die in de volle breedte zo nadrukkelijk heerste als TI-Raleigh. De kwaliteiten van rijders als Eddy Merckx, Lance Armstrong, Bernard Hinault, Jacques Anquetil en Fausto Coppi torenden boven die van de Raleigh-toppers uit. Toch was er een wezenlijk verschil tussen Ti-Raleigh en de formaties die door deze superkampioenen in het wielerverleden werden aangevoerd. Alle coureurs koersten in dienst van die ene kopman. Alle andere renners vertolkten de rol van een al dan niet goed betaalde knecht. Slechts de vedette werd waardig bevonden om te winnen. De Raleighs van Post ontketenden een revolutie. Niet de topper stond centraal, maar de ploeg. Zolang de winnaar maar het markante rood-geel-zwarte tricot met de naam TI-Raleigh droeg, was het goed, al werden ook bij Post in de eerste plaats de toppers uitgespeeld. Tot het midden van de jaren zeventig werd de koerst afgestemd op de kopmannen van de concurrentie. Maar toen de Raleigh-machine eenmaal op gang was gekomen, werd het peloton in opperse verwarring gebracht. Het was een vorm van “totaal”-wielrennen, waarbij de concurrentie voortdurend achter de feiten aanholde.’ (blz. 8).
Conclusie
In de oertijd was wielrennen een zuiver individuele sport, ‘man tegen man’. Vervolgens gingen individuele renners ad hoc gelegenheidscoalities met anderen vormen. Uiteindelijk werd daaraan in een officieel ploegverband vorm gegeven. In Wij waren allemaal goden – De Tour van 1948 (2003/2008) zegt Benjo Maso: ‘Wielrennen op de weg is een individuele sport die in teamverband wordt beoefend. De innerlijke tegenstrijdigheid die in deze definitie besloten ligt, heeft in de wielersport altijd een uiterst belangrijke rol gespeeld. In deze tijd ligt het accent duidelijk op het ploegenaspect.’ (blz. 217) Dat wielrennen op de weg een individuele sport is die in ploegverband wordt beoefend, is geformaliseerd in meerdaagse wedstrijden zoals de Tour de France waarbij individuele en ploegentijdritten worden verreden en algemene individuele en ploegenklassementen worden bijgehouden.
Bij totaalwielrennen moet één van allen winnen, wie dan ook; de ploeg zet zich volledig in voor de kandidaat van de dag. Bij het klassieke wielrennen wint de kopman met zijn ploeg, bij totaalwielrennen wint de ploeg met alle renners. Totaalwielrennen is teamsport (maar nog altijd kan de winst slechts door een enkeling worden behaald bij het passeren van de finish). Voetbal is een ‘echte’ teamsport (de winst kan nooit door een individu worden behaald). Er kan maar éen renner winnend over de finish gaan, bij voetbal beslissen éen of meer doelpunten van één of beide partijen over winst. verlies of een gelijkspel. Waarin is de verwantschap van totaalvoetbal met totaalwielrennen dan toch gelegen? Bij het laatste zijn alle ploegleden in principe ‘gelijk’, onderling verwisselbaar; bij het eerste evenzo, want aanvallers zijn verdedigers en omgekeerd. Daarin is kennelijk het ’totale’ van beide wedstrijdstrategiën gelegen. Totaalvoetbal is een breuk met het verleden doordat de traditionele rolverdeling tussen aanvallers en verdedigers werd doorbroken. Aanvallers lopen niet alleen meer vooruit (balbezit) maar gaan ook meeverdedigen (balverlies); verdedigers lopen niet alleen meer achteruit (balverlies) maar trekken ook mee ten aanval, ‘komen op’ (op de flanken) en ‘schuiven in’ (centraal). Totaalwielrennen onderscheidt zich van het verleden doordat de rollen van kopman en knecht verwisselbaar worden al naar gelang de omstandigheden. Er zijn geen onveranderlijke stalorders meer.
Het zogeheten systeem-Post combineert, net als het totaalvoetbal, collectieve en individuele kenmerken. Binnen de collectieve prestatie is er ruimte voor individualiteit. Het is zelfs zo dat individualiteit de collectiviteit dient. In de dagkoers steunt de ploeg collectief de renner die winstkansen blijkt te hebben. Met ’totaalwielrennen’ wordt in essentie afscheid genomen van de traditionele wedstrijdtactiek waarbij de kopman van de ploeg altijd wordt bijgestaan door de’waterdragers’, die dus niet voor hun eigen kans mogen gaan. Bij de tradionele ploegtactiek moet één bepaalde renner (de kopman) winnen, dus: ‘allen voor één’. Uiteraard geldt bij beide strategieën in een ander perspectief ook ‘één voor alleen’, want door de winnaar – hetzij de kopman hetzij een willekeurige renner bij het totaalwielrennen – wint zijn ploeg. En ‘alleen voor één’ geldt natuurlijk ook voor het totaalwielrennen inzoverre de hele ploeg de beschermde renner van de dag steunt.
Nederland was destijds ook op wielergebied tactisch en strategisch innovatief met het systeem-Post, het ’totaalwielrennen’. En het sportlexicon werd verder verrijkt.
Laat een reactie achter