Het gebruik van een wandspiegel
Alleen in huis, naakt op mijn bed,
houd ik de spiegel uit de kamer van mijn ouders
vlak boven mij en steun hem met mijn linkerhand,
terwijl ik met mijn rechter masturbeer.
Ik kijk naar de weerkaatsing van mijn witte vel,
mijn magere armen, lange benen,
en mijn gebruind gezicht, nog van een jongen, met een bril.
Slechts halverwege in mijzelf verliefd
probeer ik mij als spiegelbeeld
en minnaar te herkennen:
ik lag ook liever in de armen van een meisje.
Mijn ogen zien mij aan: ik schaam mij niet.
Er is geen grond mij in mijn aanblik te verdiepen.
Ik luister naar de stilte in het huis,
de enige die ik vertrouw.
Woorden ontstaan, zoals in iemand die in doodsangst vlucht,
zonder verband en onvergetelijk.
De moeite die het kost de spiegel stil te houden
en de beweging van mijn rechterhand
niet te verslappen: een regelmaat
waaraan ik streng de hand moet houden,
geoefend op andere middagen alleen in huis,
of vóór het slapen gaan
terwijl ik aan een meisje dacht
of liever aan een tiental meisjes
met wie ik bliksemsnel in ’t huwelijk trad.
Een pianist komt ook niet uit de hemel vallen.
Adriaan Morriën (1912-2002)
uit: Het gebruik van een wandspiegel (1968)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter