Meisje
Wanneer zal dan die heimelike pijn,
die niemand weet of weten zal, ten einde zijn?
Wanneer zal ik me moeten verbergen, zeer timied,
en schuchter doen, omdat een man mijn naaktheid ziet?
En wanneer zullen beter sterkre handen
m’n schouders omvatten en mijn lijf strelen,
als ik, ’s avonds, van verlangen moe,
alvorens slapen gaan, wel doe.
(Dan ben ik naakt en mijn naaktheid wiegel
ik vóór de zacht-belichte spiegel, —
de elektriese lamp is gehuld in een zijde-bloedrode bloem.)
Ik wacht en voel ’t immense van mijn leed,
wijl ik slechts vaag weet mijn leven inkompleet.
26 mei 1916
Paul van Ostaijen (1896-1928)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter