Als gij mij leest, dan moet gij mededichten
Als gij mij leest, dan moet gij mededichten,
En algeheel in mijn gedicht opgaan,
Het moet gelijken op een zelf-verrichten,
Alsof niet ik, maar gij het hadt gedaan.
Gij zult tevreden zijn, en ziet het aan,
En blijdschap zal uw dichtend oog verlichten; —
Het is een kleinigheid, een vers te dichten,
Al lezende, is het in u ontstaan.
Ik las het echter, vóór gij hadt gelezen, —
Dit is het onderscheid van u tot mij.
En niettemin deed ik geheel als gij,
Want wat gij lezen mocht uit mij, — vóór dezen,
Stond het geschreven, lichtend, rei aan rei,
Door de natuur, in tekens onvolprezen.
A. van Collem (1858-1933)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter