De Algemene Nederlandse Spraakkunst noemt de zin ‘Hij was in politiek Den Haag een van de weinigen die enthousiast op het voorstel reageerde’ ‘twijfelachtig’. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat zulke zinnen in de praktijk frequent voorkomen. Constructies die in de praktijk frequent voorkomen en toch ‘twijfelachtig’ genoemd worden door de ANS, wijzen op een prescriptieve regel die het gebruik ervan verbiedt. Maar omdat de ANS nu eenmaal pretendeert niet prescriptief maar descriptief te zijn, krijgen zulke constructies het predikaat ‘twijfelachtig’ in plaats van ‘fout’.
Andere prescriptieve werken winden er inderdaad geen doekjes om. Het stijlboek van de Volkskrant (Van Hulsbosch et al. 1992: 62) formuleert de prescriptieve regel als volgt: ‘Vaak fout gaan constructies met een van de weinigen die… Goed is: Piet is een van de weinige gedetineerden die niet aan de actie meedoen. Het moet zijn meedoen, want het bijbehorende onderwerp is die en dat slaat op de gedetineerden. Fout is in dit geval te schrijven: meedoet.’ Is het waar dat de foute constructie (met een enkelvoudige persoonsvorm) in de praktijk frequent voorkomt (volgens de ANS) of zelfs vaak (volgens het stijlboek van de Volkskrant)? En zo ja, hoe komt dat dan?
Om met de eerste vraag te beginnen: ja, uit onderzoek dat ik met Lotte Hogeweg en Stefanie Ramachers heb gedaan, blijkt dat 80 procent van dit soort constructies een enkelvoudige persoonsvorm heeft in plaats van de voorgeschreven meervoudige. Nederlanders hebben blijkbaar massaal een voorkeur voor zinnen (uit ons corpus) als ‘Mijn hele familie is katholiek, en ik ben een van de weinigen die NIET is gedoopt’, ‘ik ben een van de weinige mannen die niet direct na de daad in slaap kan flikkeren’, ‘Ben een van de gelukkige die dus ook vaginaal klaar komt’, ‘ben een van de weinige mensen die nog nooit wiet op heeft gerookt of zo’ en ‘Ik ben een van de weinige in de familie die geeneens maar richting kaalheid gaat.’
Wat opvalt is dat de constructie heel vaak gebruikt wordt als naamwoordelijk predikaat en dat de ingebedde NP in de partitiefconstructie vaak de kwantor weinige bevat. Beide factoren zorgen voor een significante toename van de enkelvoudige persoonsvorm. In onze verklaring stellen we dat dat geen toeval is. Wij beweren dat de ingebedde NP in deze partitiefconstructie niet, zoals normaal gesproken, naar een contextueel gegeven verzameling individuen verwijst. In plaats daarvan verwijst die rechtstreeks naar een (net als in ‘ik ben een die…’) en fungeert de partitief als een modificeerder: ‘ik ben een die …en er zijn maar weinigen voor wie dat geldt.’ Er had dus ook een werkwoordelijk predikaat gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld: ‘ik kan niet direct na de daad in slaap flikkeren.’ De partitiefconstructie voegt hier echter iets cruciaals aan toe, namelijk de informatie dat het subject ‘bijzonder’ is vanwege het predikaat. Deze interpretatie zit niet letterlijk opgesloten in de constructie zelf, maar wordt erdoor uitgelokt. Dat maakt het een echte ‘constructie’, een manier van zeggen die méér oplevert dan de letterlijke betekenis van de delen. De uiteindelijke interpretatie is: ik kan niet direct na de daad in slaap flikkeren én dat maakt mij bijzonder, want er zijn maar weinig mannen voor wie dat geldt.
‘Hallo, ik ben een van de weinigen in mijn klas die het Nederlands goed beheert ja.’ Waaruit moge blijken dat deze constructie allesbehalve fout of twijfelachtig is.
Referenties
Gessel, H. van, Hulsbosch, J.K., Huurdeman, H., Kleef, B. van, Los, K., & Vuijsje, B. (1992). De Volkskrant stijlboek. Den Haag: Sdu Uitgeverij.
Frans Daems zegt
Ik zou er een andere, wellicht eenvoudigere, verklaring voor geven, namelijk een congruëntieprobleem. Als er enige afstand is tussen een persoonsvorm (‘reageerde/n’) en zijn onderwerp (‘die’ met een meervoudig antecedent), ontstaat er onzekerheid doordat het kortetermijngeheugen faalt. Je kunt het vergelijken met fout gespelde persoonsvormen (bv. ‘wordt’ in plaats van ‘word’) als er in een bijzin verschillende woorden of zinsdelen tussen het onderwerp ‘ik’ en de persoonsvorm voorkomen. Ik zou de verklaring dus eerder in een psycholinguïstisch fenomeen zoeken.
Helen de Hoop zegt
In het bijbehorende artikel, gepubliceerd in 2018 in Journal of Germanic Linguistics (https://doi.org/10.1017/S1470542717000149), hebben we een paragraaf gewijd aan deze mogelijke verklaring (sectie 2 “An agreement error?”) en laten we zien dat deze constructie juist niet de eigenschappen van een ‘gewone’ congruentiefout (psycholinguïstisch fenomeen) heeft.