We waren alleen in huis.
We hoorden op ’t venster kloppen.
We gingen ons gauw verstoppen
In ’t bed en achter ’t fornuis.
De deur werd opengebroken
Een man en een vrouw kwamen binnen.
Waren dat menschen of spoken?
Ze zochten in alle kasten.
Speelgoed en lakens en linnen
En kroezen en tinnen kannen
Gaven ze weg door de ramen.
Daar stonden andere mannen.
Wij keken toe wat ze namen,
Hielden ons diep neergedoken:
Tegen zooveel vreemde gasten
Konden wij toch niets beginnen.
Hendrik de Vries (1896-1989)
uit: Toovertuin (1946)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Irina zegt
Ik vind dat gedicht toch zo prachtig. Vroeger las ik het ook wel aan mijn dochters voor.