Tederheid, leg nu uw hoofd
aan het ademend schoudergewelf —
deze man verloor het geloof
in wat sterker was dan hijzelf.
hij reisde de wereld rond.
doch hoe weinig baat het den mens
of de ziel haar zaligheid won
nu de wereld te gronde ging.
hij stond op en liep naar het raam;
van walging vervuld en vermoeid,
zag hij neer in het pompende hart
van de zwarte getekende stad. —
toen klonk er geluid op de trap,
een stap jong en rank als het licht;
voor den schemer van dit gezicht
week de duisternis van het vertrek.
‘ik heb altijd gevoeld, zei haar stem
terwijl zij zijn handen nam,
dat ik eenmaal terugkomen moest
als de wanhoop het denken verlamt.’
hij zweeg, en zijn arm om haar heen
werd het donkerder in zijn hart;
hij wist dat ook liefde geen heul
voor deze verlatenheid had.
de avond verging en de nacht;
toen de morgen hun lichamen vond,
was hun ziel reeds ten prooi aan den nacht
waarin ook de wereld verzonk.
Hendrik Marsman (1899-1940)
uit: Tempel en kruis (1940)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter