Zegen in den droom
Opnieuw kwamen de dagen grauw omwonden
met grauwe sluiers. Dof staarden hun oogen
mij aan. Mismoedig voelde ik mij bedrogen,
om de vreugd, die een stem toch eens verkondde.
Toen op een nacht, nam de droom mij mee:
ik vloog op geruischlooze wieken:
om mij, in mij, begon muzieke’ en
het grauwe floers verglee – verglee.
Ik was weer samen in de open sfeer
van liefde en van moed met haar profeten,
de kracht van het glanzende weten
bezat mij weer.
’t Was niet der woorde’ oppervlakkige zin:
hun letterklank ging alree in mij onder.
Het was het oude nieuwe wonder
der bron, die borrelde weer binnen-in,
makend òm zich de sfeer der dingen
klaar als kristal en zacht als mos.
Een stem raakte verruk’lijk los,
bleef heel den dag in mij nazingen.
Henriette Roland Holst (1869-1952)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter