Het kindje lag gewikkeld
Het kindje lag gewikkeld in de doeken
Op moeders schoot; het was een armlijk kot:
De koe en ezel stonden achter ’t schot.
‘Wat die drie koningen in ’t huisje zoeken?’
Jozef was graag gevlucht in donkre hoeken.
Hij hield zich stil terzij: hij zat voor zot.
Maar noch gevolg noch vorsten toonden spot:
Geschenken biedend knielden zij, die kloeken.
Rondom de stal was van de rossen ’t neien,
Uit de open hemel zongen englenreien,
’t Kindje zat stil en zag en hoorde ’t aan.
Maria lachte en vond het heel natuurlijk.
Jozef besloot: het spel was puur figuurlijk.
Slechts koe en ezel hadden ’t feest verstaan.
Albert Verwey (1865-1937)
rossen: paarden
neien: hinniken
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
klotzchrist zegt
De koe en de ezel hebben gelijk. Het is niet natuurlijk en het is niet figuurlijk. Het is een gebeurtenis die zich aan de vraag niet openbaart: een mysterie.