Onlangs werd ik uitgerekend op de elfde van de elfde – toeval bestaat – aan het schaterlachen gemaakt door een kop in de ‘Nieuwsflits Geesteswetenschappen’ (UvA): “Veel coronamaatregelen stammen uit de late middeleeuwen”. Hetzelfde geldt voor de zoektocht naar de biologische moeder en / of vader, zoals wij die nu kennen van het veelbekeken TV-programma Spoorloos. Dat deden wij in de Middeleeuwen ook al. Bestaat zelfs een monografie over, helaas nog niet gedigitaliseerd door de DBNL: Anthony van der Lee, Zum literarischen Motiv der Vatersuche. Amsterdam 1957.
Eén van de Middelnederlandse romans met als rode draad de zoektocht naar de biologische vader is Joncker Jan uut den Vergiere oftewel ‘Jongeheer Jan uit de boomgaard’. Wie die roman geschreven heeft, wanneer, waarom, voor wie, wij weten het niet. Bewaard bleef een proza-versie, gedrukt te Amsterdam door Harman Janszoon Muller, naar men denkt omstreeks 1590. Het unieke exemplaar bevindt zich in de Niedersächsische Staats- und Universitätsbibliothek te Göttingen. Zodra dit feuilleton op stoom is, zal ik de bibliotheek verzoeken Joncker Jan te leggen op de stapel binnenkort te digitaliseren boeken. Kan hij opgenomen worden in de gestaag uitdijende Lijst van gedigitaliseerde Middelnederlandse handschriften en drukken in binnen- en buitenlandse bibliotheken.
Voor deze editie is gebruik gemaakt van de facsimile-editie die bezorgd werd door Robert Priebsch: Johan uz dem virgiere : eine spätmittelhochdeutsche Ritterdichtung nach flämischer Quelle. Heidelberg 1931.
Is jonkheer Jan in de roman op zoek naar zijn biologische vader en moeder, historisch letterkundigen zijn op zoek naar de moeder en vader van de roman zelf. Er bestaat een Hoogduitse roman in verzen die zich presenteert als een vertaling / bewerking van een Vlaamse (Nederlandstalige) brontekst:
Bit wir den herren uber cherubin,
Daz er die vernunft uns sende,
Daz al unser sache sich wol ende
Und diz buch werde vollenbraht,
Daz ich zu schriben habe gedaht
Uz flemschen in unser dutsche sleht,
Zurbrochen rime machen reht.
Johan uz dem Virgiere, ed. Priebsch, r. 22-28.
Was die Middelnederlandse brontekst een roman in verzen? Vermoedelijk wel. Wie de rijmen van de Hoogduitse Johan uz dem Virgiere bekijkt, kan er heel veel heel gemakkelijk terugvertalen naar het Middelnederlands. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat een Middelnederlandse roman direct in proza geschreven werd. Laten wij er daarom vanuit gaan dat er een versroman *Johan uut den Vergiere bestaan heeft, die door een onbekende Duitse vertaler bewerkt werd tot een compacte roman in 3129 bewaard gebleven verzen, en die later (in Antwerpen?) ontrijmd en gedrukt werd om te voorzien in de behoefte aan ridderromans. Gelet op de verschillen tussen de Hoogduitse versroman en de bewaard gebleven Nederlandse prozaroman is er tijdens dat ontrijmen ingrijpend geredigeerd en gesnoeid. Een exemplaar van die prozaroman heeft de noordelijke Nederlanden bereikt en werd nog in de zestiende eeuw, verlucht met wat afgetrapte houtsneden, morsig herdrukt door Harman Janszoon Muller, “fyguersnyder, woonende inde Warmoestraet, Inden vergulden Passer.” Geen idee hoe men aan het geschatte jaartal 1590 gekomen is.
Joncker Jan uut den Vergiere gaat over een zuigeling die te vondeling gelegd werd in de siertuin van Sigismund, keizer van Rome, die het kind vindt als hij een ommetje maakt. Sigismund is al op leeftijd en nog altijd zoonloos. (In de Duitse roman is hij zelfs kinderloos, loopt zijn vrouw op alle dagen en bevalt zij die zelfde nacht van een dochter. In de Nederlandse roman blijkt de keizer al een dochter te hebben. De consequentie van dit verschil is dat de Duitse Clarisse denkt dat Johan haar broer is, terwijl de Nederlandse Gloriande weet dat dit niet zo is.) De keizer raapt het kind op als een godsgeschenk en doet tegenover de buitenwereld alsof het zijn bloedeigen zoon is. En wee degene van zijn hovelingen die het geheim verklapt!
Jan groeit voorspoedig op, is groot voor zijn leeftijd, gaat goed op school en droomt ervan om ridder te worden. Als hij 15 jaar oud is, de leeftijd waarop een jongen man wordt, mag hij tijdens een feestmaaltijd ceremonieel dienen aan de tafel waaraan zijn vader gezeten is. Terwijl Jan bedient, komt er een hazewindhond op de keizer afgerend, die met zijn vuile voorpoten tegen hem op springt. Omdat Jan zijn handen vol heeft, geeft hij de hond een rotschop, waardoor de hazewind in de brandende open haard belandt. Natuurlijk probeert het beest daar zo snel mogelijk uit te komen en daarbij vliegen de vonken in het rond. In de Nederlandse prozaroman wordt Gouweron (dezelfde als de iconische verrader Ganelon) hierdoor geraakt, die blijkbaar naast de keizer aan tafel zit. In de Duitse roman is het de keizerin. Hoe dan ook, allebei zijn ze zo verontwaardigd en woedend over de vonkenregen die op hen neerdaalt dat zij joncker Jan luidkeels voor ‘vondeling’ uitschelden. In die wereld bestond er geen erger scheldwoord. Reden voor de keizer in de Duitse tekst om zijn echtgenote KO te slaan. Maar zodra ze bijgekomen is, roept ze het nogmaals. Zo boos is ze omdat de vonkenregen gaten in haar jurk gebrand en enkele lokken van haar goudgele haar verschroeid heeft. En zo begint Jans zoektocht naar zijn vader en zijn moeder.
De komende 60 dagen verschijnt er om de dag één van de in totaal 30 capittels. Een klein beetje als Sinterklaascadeau voor de lezers van neerlandistiek.nl. Een groot beetje als hommage aan de prachtige tentoonstelling Helden in harnas te Antwerpen, vorig jaar uitgesteld door corona en dit jaar wederom slachtoffer van het virus. De tekst van de editie is nog niet absoluut definitief, dus mocht u een opmerking of vraag hebben dan kan die meegenomen worden in de definitieve redactie. De editie is voorzien van voldoende woordverklaring om ook begrijpelijk en genietbaar te zijn voor de beginnende lezer van laat-middeleeuwse ridderromans. Wij wensen u veel leesplezier!
Willem Kuiper & Inge Van Outryve
Laat een reactie achter