Omgang met menschen, nabuurschap:
een sleepend zeer, een chronisch lijden;
O zegening dan van de koorts
met zieke en met gezonde tijden.
Met moeite en zichgeweldaandoen
komt er een luttel goeds tot stand,
De ongerechtigheden doet
hun eigen grondaard aan de hand.
Waar zijn, waar zijn de stroomen nu
van mildheid gul en goedertieren?
Zij leeuwetelgen? ach ik zie
hyena’s slechts en lage dieren.
Hun hout geeft bij verbranden geur
van myrrhe en van olibaan,
Maar op den tand van barre nood
voelt het als flint en kiezel aan.
••
‘Wat slinks verkregen
en langs omwegen
bemachtigd en genaast is, kan
zulk goed gedijen? is het dan
den ander niet een walg en staat hem tegen?’
Mijn zoon, mijn zoon, gij kent de wereld slecht,
hij heeft daar niet de minste hinder van
en verder, het is niet voor niets gezegd,
dat ‘wie in het bezit is, woont in het recht.’
J.H. Leopold (1865-1925)
uit: Oostersch III
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Ferguut zegt
Weet iemand hoe het staat met de biografie van Leopold, van de hand van prof. Dick van Halsema? De eerste berichten meldden, als ik het me goed herinner, dat het werk in 2017 zou verschijnen. Dat is daarna diverse malen uitgesteld.
Gert de Jager zegt
Over deze gedichten is gediscussieerd op de openbare Facebookgroep In gedempten toon, waarin elke dag een gedicht van Leopold werd besproken. Het eerste gedicht kent twee regels die ik nog steeds lastig vind. Zie hier: https://web.facebook.com/groups/361507890945870/search/?q=ongerechtigheden.
Ferguut zegt
Ik heb geen toegang tot Facebook, maar ik begrijp om welke passage het gaat.
In de uitgave J. H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap (deel 2) lees ik dat het gedicht als bron heeft: R. A. Nicholson, Translations of Eastern Poetry and Prose (Cambridge 1922). Het is een vertaling van een gedicht van al-Ma’arri. In het Engels luidt de passage:
By effort and self-constraint they compassed a little good;
Whatever they wrought of ill, ’twas nature that prompted it.
Ruwe vertaling: “Door inspanning en zelfbeheersing brachten ze een weinig goeds tot stand; / tot het kwaad dat ze deden werden ze aangespoord door hun natuur (aard, diepste wezen).”
Gert de Jager zegt
Deze bron werd in de discussie genoemd. Ik begrijp best wat Leopold wil zeggen, maar ik begrijp niet waarom hij het zo doet. Grammaticaal is de zin alleen kloppend te krijgen als je ‘hun’ als meewerkend voorwerp ziet. Dat is niet zo voor de hand liggend; even later is bovendien sprake van ‘hun hout’. Voor de gewrongen zinsbouw is bij Leopold bijna altijd een rechtvaardiging te vinden. Hier lukt me dat niet.