Januari 1850 schreef “eene Rotterdamse dame” een brief aan de dichter Hendrik Tollens. Vijf jaar daarvoor had Tollens een succesvolle “Bedelbrief” geschreven, waarmee geld werd opgehaald voor de behoeftigen in Rijswijk, zodat deze door de strenge winter van 1844-1845 konden komen. Het idee was dat Tollens een nieuw gedicht zou schrijven en dat in iedere gemeente de opbrengsten naar de armenzorg van de gemeente zouden gaan. Tollens ging overstag en de Rotterdamse stichting DORCAS zorgde voor het drukken en de verspreiding. Het werd een doorslaand succes. De eerste oplage was in een mum van tijd uitverkocht en na een maand waren er 7000 exemplaren verkocht. Dat ging overigens als volgt: Het drukwerkje lag bij de plaatselijke boekhandelaar en in een geblindeerde bus kon je een bijdrage doen, naar eigen inzicht, en vervolgens het gedicht meenemen. Op 18 april 1850 werd de opbrengst van 59 gemeenten openbaar gemaakt
En een jaar later werd ook de opbrengst uit Nederlands-Indië openbaar gemaakt, 625 gulden, waarmee de eindopbrengst meer dan 2500 gulden in totaal was. Via Delpher heb ik ook gevonden dat “goeden nacht” regelmatig werd voorgedragen bij diverse reciteer- en literatuurgenootschappen.
De recensies in de kranten, ook via ingezonden stukken, waren positief. De enige tijdgenoot die kritische kanttekeningen plaatste was E.J. Potgieter in de Gids. Volgens hem was de (dicht)kunst niet bedoeld om geld in te zamelen, maar om mooi te zijn, of beter, in zijn eigen woorden:
“Het is kunst te zijn en niet dringster tot deernis, – kunst, wier waarheid de zedelijkheid harer indrukken dient te waarborgen, – kunst eindelijk, die men lief heeft, bewondert en, – duldt ge dat het ware woord er goedrond uitkome? – die men koopt, omdat zij schoon is, – niet om den wille van winter of watersnood.”
Bron: dbnl (vanaf p. 354)
Bovendien vond Potgieter dat Tollens voornamelijk het gedicht vanuit het standpunt van de rijken beschreef en niet vanuit de armen zelf.
Zelf vind ik het echter een fijn voordrachtsstuk en vooral een mooi voorbeeld van hoe gelegenheidsgedichten in de 19e eeuw mensen konden aanspreken. Dit is wat mensen elkaar voorlazen en hoe mensen probeerden een bijdrage te leveren aan een betere maatschappij. Ik weet niet of het Tollens zijn bedoeling was, maar ik proef er een “meneer de president, slaap zacht” achtige ondertoon in, die het gedicht boven de andere weldadigheidsuitgaven uit die tijd tilt.
Laat een reactie achter