Armen rykdom
’k Heb gelt in overvloed;’t ontbreekt my aan geen’ Vrouwen,
Myn schat neemt daaglyks toe, ’k maak veeltyds tien van een,
Ik ben gezont en sterk, niets hapert aan myn’ leên,
En yder zouw met recht my voor gelukkig houwen.
’k Word nimmermeer geplaagt door ramp of naaberouwen,
Niets stoord myn’ zoete rust, elk waant my wel te vreên;
My word eerbiedigheit getoont van groot en kleen,
En ’k woon in een Paleis, het schoonste der gebouwen.
Nochtans met al den schat, die my de Hemel geeft,
Geloof ik dat geen mensch zoo ongelukkig leeft
Op aarde, als ik, schoon ik myn’ schyven zie vermeeren.
Indien gy weeten wilt myn vriend waar ’t in bestaat;
’k Bezit myn’ middelen in ’s Hemels toorn en haat;
Want ’k heb het hart niet, van één stuiver te verteeren.
Herman van den Burg (1682-1752)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
C.W. Schoneveld zegt
Hij had blijkbaar nog meer frustraties door geldgebrek:
Vraag beantwoord door vraag
Gij vraagt: waarom ik niet drink oude Rijnse wijn?
Waarom ‘k geen paard en schies genegen ben te houwen,
En wijl ‘k een afkeer heb van immermeer te trouwen,
Ik op een kamertje niet houd een mooie trijn?
Hoe ’t komt ik ’s avonds niet maak in de kroeg te zijn
Om mede een zuivere Van te schudden uit de mouwen?
Waarom ‘k in ’t best der stad geen prachtig huis laat bouwen,
Of op ’t Heerlogement een schone Hofstee mijn?
Waarom ik somtijds niet wat afgeef op Brittanje,
Of eens een scheepje zend om fruit en wol naar Spanje,
En wat het wezen mag waar zich mijn hart zich mee kwelt?
Rechtschapen Gek, die mij niet anders doet dan plagen,
Antwoord mij slechts één vraag, die beantwoordt al uw vragen:
Hoofd zonder Hersenen! Waarom ik heb geen geld?
H. van den Burg