Voor de nieuwjaarsgasten
Zal ik ze vragen? Het nieuwe jaar injagen?
Met punch en laffe lachjes? Ja, allemaal samen.
Wie? Niet die te wild zijn, niet die te tam zijn,
Niet die te veel tellen, wel die te veel vertellen,
En vooral wie op ons lijkt.
Ik zal ze met drankjes bedaren tot ze kraken.
Moeten ze zelf betalen? Drinken zij dan meer?
Kwartels? Wafels? Zal ik ook de zelfgenererende
Kikker vol gifgas vragen die in mijn doorzichtige verzen
Naar familiegeheimen raadt? En die vette proever
Die opzit als je hem een klontje contestatie geeft?
En die dwergkever die in zijn krant zo astrant
De zielsverhuizing in mijn verzen ontkent? Ah,
Niet eens zijn lijk zal ooit eens lachen!
Ik zal ze vragen. Nee, vraag jij ze, madame, want
Ik, homunculus in mijn menthollucht van vrees,
Ben als Mickey Spillane: weathered out of my own desires.
Ah, wij zullen ons allemaal samen compulsief
Naar een regelrechte rectale kanker vreten,
Wij, miniaturen eerder thuis in de heraldiek
Dan in de natuur. Ah, tegen het Nieuwe Jaar met
zijn pillen, koude, zijn wrok, allemaal samen
Vele keren “Quantanamèra” en “Yesterdays” gillen.
Ja, nog één keer, nog één keer. Zal ik ze vragen?
Hugo Claus (1929)
uit: Gedichten 1969-1978
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Hilda de Windt Ayoubi zegt
Mooi gedicht, Een gedicht dat je meerdere keren zou moeten lezen.