•• In het Friese Foudgum zette François HaverSchmidt (Piet Paaltjens) zijn eerste moeizame stappen als dominee en schrijver. Dat wordt dit jaar gevierd met een boek, een theatervoorstelling en een Grauwe Hemel-biertje.
Immortelle
Zooals ik eenmaal beminde,
Zoo minde er op aarde nooit een,
Maar ’k vond, tot wien ik mij wendde,
Slechts harten van ijs en van steen.
Toen stierf mijn geloof aan de vriendschap,
Mijn hoop en mijn liefde verdween,
En zooals mijn hart toen haatte,
Zoo haatte er op aarde nooit een.
En sombere, bittere liedren
Zijn aan mijn lippen ontgeleen;
Zoo somber en bitter als ik zong,
Zoo zong er op aarde nooit een.
Verveeld heeft mij eindlijk dat haten,
Dat eeuwig gezang en geween.
Ik zweeg, en zooals ik nu zwijg,
Zoo zweeg er op aarde nooit een.
••
Dat heertje met zijn witte das
Was eertijds een minnezanger;
Doch sinds het die witte das aanheeft,
Minnedicht hij niet langer.
Nu preekt het en doet huisbezoek,
En voor de variatie,
Houdt het ’s winters, driemaal in de week,
Lidmatencatechisatie.
Ik bezweer U, mijn allerliefste vriendin!
De draak hier niet mee te steken;
Er zit wezenlijk zo iets aandoenlijks in,
Dat een hart er wel van mocht breken.
Piet Paaltjens (1835-1894)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
klotzchrist zegt
Aangename zelfironie in de kolossale overdrijving voor iets dat normaal geen verhoging kent: zwijgen..
Het tweede deel daarentegen valt terug – in het niveau van zelfreflectie – op louter vreemd/komisch zelfmedelijden.
In principe wil het lyrische masker in alle ernst gestreeld worden, want het Minnedichten en de catechisatie gaan helemaal niet samen.