•• Herwig Hensen (en nog een gedicht).
Ik zeg: appel, en mijn tanden bijten,
ik zeg: zomer, en mijn bloed is warm.
Ook als woorden, schilferig en arm,
nergens ophouden te slijten,
blijf ik gaten door mijn stilten steken
als door ijzers vinnig aangeraakt:
in een taal die naar geboorte smaakt,
wagen afgronden te spreken.
Achter veten die weerbarstig knagen,
kom ik moeilijk uit kwetsuren vrij.
Ik zeg: kruid, en veilig ruikt de hei
in de vlakheid van mijn dagen.
Vaak, ondanks verweer en durf en kennis,
daal ik af tot tijger en baarbaar,
ligt verwoording dán niet klaar,
blijf ik muil en klauw en schennis.
Zelfverminking dreigt me stuk te rijten,
lusteloosheid gooit mij slordig weg
— tot ik, onbevangen, appel zeg,
en een appel sta te bijten.
Herwig Hensen (1917-1989)
uit: Wanhoop is een lekke schuit (1979)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter