Uit Komijnsplitsers, de derde bundel van Marieke Lucas Rijneveld.
Alles zo eenkoppig
Wat als de taal zo universumgroot is,
als niets concreet wordt, als je met weidse
gebaren praat en eigenlijk maar weinig zegt,
als alles zo bombastisch en om het even,
je houdt van het liederlijke, van het poëtische,
alles wat je verlaat is afgewogen. Er wordt je
gevraagd om eens duidelijk te zijn, om met
precisie te beschrijven wat er in je beweegt,
nu niet over het wemelen der dingen spreken,
niet over de luchtledigheid van de uren, niet over
het niet meer aankunnen, wees eens zonneklaar.
Je kunt de pen als strijdmiddel gebruiken,
je kunt er boodschappenlijstjes en vergeet-me-
niet-verantwoordelijkheden mee opschrijven,
je kunt draken tekenen of lijnen trekken van hier
naar daar, avondroutes uitstippelen, zie je:
je schrijft scheef als het over jezelf gaat.
Dof het niet zo op, zet het niet op een voetstuk,
wees eens grijpbaar, durf eens om hulp en niet
alles zo eenkoppig, je weet dat je je achter taal kunt
verschuilen, jij verstopt je, je zinnen zijn een
ingeklapt wasrek, alles dondert naar beneden, en de
zwaarte, je grijpt steeds naar je hoofd. Zoveel conversaties,
zoveel wat ongezegd blijft, laten we hier beginnen:
je zegt je naam en fluistert in één woord hoe je je
voelt. Niet dat je dat meteen goed doet, vergelijk het
met een maanlanding, hoe je dan bij terugkomst moet
vertellen wat je gezien hebt en hoe mooi en eenzaam ook.
Marieke Lucas Rijneveld (1991)
uit: Komijnsplitsers (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter