•• ‘Natuur’is het thema van de Poëzieweek, die nu bezig is, maar dat is een wat suffig thema — en daarom deze week vijf antinatuurgedichten, onder het motto, vrij naar Willem Kloos, ‘Natuur is mooi, maar je moet er wat bij te drinken hebben.’ (Overigens was Kloos niet de enige met zulke ongeestelijke verlangens. Zo liep Boutens eens met de dweepzieke Annie Salomons door een rossig eikenlaantje. Annie verzuchtte ‘Wat is het hier mooi.’ Waarop Boutens reageerde met: ‘Ja, maar nu wordt het toch tijd voor een borrel.’). Als tweede vier gedichten van Chr.J. van Geel (met dank aan Guus Middag).
Dier
De ogen vol met oorlogstuig,
een potig arsenaal van nagels,
de kaken klemmen zich tot beet,
de spieren spannen zich om kaken.
April, vroeg
Lang voor de zon opkomt, in licht
nog nat van nacht, niet één geluid
hetzelfde, ziedend fluiten zij
elkander moord en doodslag toe,
de veren die hun messen slijpen,
de snavels die de zon aanvuren,
de vogels die van licht bedaren.
Pad
Ik weet niet wat
tot hem te zeggen,
noch wat wij in
elkander zien.
Tor
Hij vrat. Zo is het om hem kaal gebleven.
Zolang hij leefde moest hij leven
en om te leven vrat hij blad.
Chr.J. van Geel (1917-1974)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter