De kristallenzoeker
Er was een man, in ’t dorp geschuwd om zeven zonden,
die zocht in ’t hooggebergt naar ’t allerschoonst kristal;
reeds had hij menig stuk in ’t ruw gesteent’ gevonden,
maar nimmer nog den steen, die schoon is bovenal.
Eens zocht hij eenzaam weer, nabij een waterval
in ’t bergpuin, afgestort van de allersteilste gronden
en — vond den klaren steen, blinkend en ongeschonden,
en, weenend van geluk, omklemde het kristal.
Hij daalde naar zijn dorp; zijn buren groetten niet;
hun aanblik mijdend liep hij naar zijn woning voort;
het duizelde in zijn ziel, van dollen jubel dronken.
Toen kwam een kind voorbij en zong het schoonste lied.
Hij dacht: zoo schoon gezang heb ‘k nimmer aangehoord,
en heeft zijn dier kristal aan ’t zingend kind geschonken.
J.D. Bierens de Haan (1866-1943)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter