•• Het laatste gedicht uit de cyclus Deus Romae van Herman Middendorp, over de Romeinse keizer Heliogabalus (‘misschien wel de allerslechtste Romeinse keizer’, die (zie hieronder) al op jonge leeftijd vermoord werd), die ook centraal staat in Couperus’ De berg van licht.
De vervulling
Maar ’t weifel-zieke volk, in ’t eind verzaad
van oostersche’ offerdienst, en geil vertier,
wendt af zijn gunst, en gloeyend-felle haat
gaat heimlijk om, sluipt als een nachtlijk dier
de wijde wijken door, tot onverbeid
door heel de stad een brand van oproer loeit.
Ruwe rabauwen, wien de bloeddorst krijt
uit schorre stemmen, wien de wreedheid gloeit
uit sombere oogen, zweren d’Aziaat
en elk, die strijdend met hem heult, den dood…
De Keizer-Knaap ontzet, en zint te laat
op reddend gif; – zijn meisjesoogen, groot
van angst, star-blikken naar een wreede lans,
die nadert…; en de ontbonden bende sleurt
den god door bloed en slijk;…
aan lage trans
schemert de purpre star, die kwijnt en treurt.
Herman Middendorp (1888-1941)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Christian Klotz zegt
Ik vind de wervelende titel van dit gedicht – een herinterpretatie van Stefan George’s “Algabal” in de moraal – zeer interessant. De verwijzing naar George strekt zich uit tot in het versmaat (vijf trochaea).
Wiens vervulling (ambtsplicht, ambtsuitoefening, hoogste geluk) is hier eigenlijk in het geding?