Als ik studenten probeer uit te leggen wat ‘kitsch’ is – kort gezegd: een kunstproduct dat heel erg zijn best doet op echte kunst te lijken – dan is Een schitterend gebrek van Arthur Japin nooit ver weg als schoolvoorbeeldje van klatergoud, nepliteratuur en vals effectbejag. Van het onwaarschijnlijke verhaalverloop, de clichématige constructie, de bordkartonnen gefiguurzaagde personages tot de geparfumeerde stijl: een flink pakket schroot met een heel dun laagje chroom.
Verhaal apart zijn bij Japin, ook in zijn andere boeken, de foeilelijke maximes waarmee hij waarschijnlijk beoogt zijn teksten van een patina van diepgang te voorzien: ‘Een mens kan beter vergaan van hoop dan van wanhoop.’ (Dan vind ik die van de oom van mijn jaargenoot Marcel Maassen een stuk beter: ‘Ik zeg altijd maar zo: je kan beter een goeie gezondheid hebben en een universitaire opleiding, dan geen goeie gezondheid en geen universitaire opleiding’.)
Japin produceert confectieliteratuur. IKEA-letterkunde. De JǺPIN. En beter zelfs dan IKEA want je hoeft z’n boeken niet eens zelf in elkaar te schroeven.
Overzien we dit literaire braakland, dan verbaast het natuurlijk niks dat wanneer ‘de’ Nederlandse lezer – in een overigens totaal duistere procedure – de ‘mooiste liefdeszin in het Nederlands’ kiest, hij of zij bij deze deur-aan-deurventer in tweedehands aforismen belandt: ‘Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was.’
Kampioentjuh!
Maar laten we in deze Boekenweek van de liefde vooral positief zijn in plaats van het over Japin te hebben. Van de tientallen veel mooiere liefdeszinnen uit de Nederlandse letterkunde aller eeuwen, had in elk geval deze als een van de mooiste uit de bus moeten komen:
Maar het besef, dat we hier nu ons laatste samenzijn doorleefden stemde ons toch weer droevig, wij spreidden alle kleren in de kast op de grond uit en troostten elkaar met de diepste troost die een man en een vrouw aan elkaar kunnen geven.
Wouter van der Land zegt
“Maar het besef, dat we hier nu ons laatste samenzijn doorleefden stemde ons toch weer droevig, wij spreidden alle kleren in de kast op de grond uit en troostten elkaar met de diepste troost die een man en een vrouw aan elkaar kunnen geven.”
Dat gaat toch niet over liefde, maar over seks?! ‘Troost’ is hier een toespeling op het Engelse ’thrust’, bonzen, beuken, stoten. De plosievenherhaling Troostten-elKaar-Diepste-Troost is bijna een onomatopee.
Willem Huberts zegt
De JǺPIN – briljant gevonden, heerlijk!
Robert Kruzdlo zegt
Ik heb een winter doorgebracht in een enorme Biedermeierkast. Als student had ik geen geld voor petroleum- en gaskachel. Ook de relatie met een model was net uit, en, troostte mezelf met de gedachte dat ik, knerpend, krakend, weer uit de kast moest komen. Elke winter ochtend in het jaar 1972 op de Overtoom te Amsterdam…(…)