Wintersport
Nog onbekenden gis’tren hebben zij alleen gegroet
zooals in sporthotels men dat uit welgezindheid doet.
Vanmorgen reeds aan het ontbijt heeft hij haar blik ontmoet:
een aarzelen, een tasten en een vonk van overmoed.
Zij stoven heel den dag door zon en blinde nevel
de sneeuwen steilten af en hebben neergeschreven
hun golvend spoor en hijgend bij de rust verlegen
elkaar gekust en dan onwennig weggekeken.
Maar in de bar – een juffrouw croonde melancholisch –
verstrengeld in den dans, het bloed licht-alcoholisch,
ontvlamden zij in lust, een tikje té methodisch.
Als bleeke visschen parend op den bodem van een gracht
zoo lagen zij tesaam in ’t troebel water van de nacht.
Hun waan en blik gebluscht, zien zij het raam vol sterren staan
en hunk’ren naar het morgenlicht, tot in hun ziel ontdaan,
om vreemder dan voorheen weer uit elkaar te gaan.
Herluf van Merlet (1900-1965)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter