Gisteren belde Paul ten Have’s zoon Frans dat Paul die middag overleden was. Hij stierf dinsdag 10 mei 2022 in een woonzorgcentrum in Alkmaar, twee jaar nadat zijn levenspartner Immelien Kramer thuis in Heiloo overleed.
Paul was vanaf midden jaren zestig medewerker aan het Instituut voor Sociologie van de Universiteit van Amsterdam. In 2002, ging hij met pensioen als UHD / associate professor bij datzelfde instituut (toen heette dat het Department of Sociology and Anthropology, Faculty of Social and Behavioural Sciences, University of Amsterdam). In die tijd was zijn onderzoek ondergebracht bij de Dutch Graduate School in Science & Technology Studies: Science, Technology and Modern Culture.
Paul richtte zich aanvankelijk op sociologisch veldonderzoek (en publiceerde daar ook een boek over, 1977), en daarna meer uitgesproken op de methodologie van kwalitatief onderzoek en de interpretieve fenomenologische sociologie. Een van zijn collega’s uit die tijd, hoogleraar sociologie aan de UvA Bart van Heerikhuizen schreef daarover het volgende in zijn reactie op het bericht van Paul’s overlijden:
We [Paul ten Have, Piet Nijhoff en Van Heerikhuizen] zorgden voor de colleges in de Algemene Theoretische Sociologie, waarbij Paul de klassieke interpretatieve sociologen voor zijn rekening nam: van Husserl en Schütz … tot Berger & Luckmann en Harold Garfinkel. Ik zat heel vaak bij zijn nauwkeurig opgebouwde voordrachten en leerde er veel over fenomenologische sociologie en conversatie-analyse. En daarna koffie drinken. Paul was altijd heel vriendelijk. Hij kon stekelig zijn, maar dat was hij nooit tegen mij. (…) Luisterend naar zijn colleges over de grote sociologische denkers in het boek van Raymond Aron in 1970 [VH liep toen als derdejaars student sociologie college bij Ten Have, hm] dacht ik: wat hij daar doet, dat wil ik ook. En zo is het gegaan.
In de tachtiger en negentiger jaren was Paul ten Have onder andere lid van de werkgroep Formeel Interpretatieve Methoden, in het kader van SISWO (Stichting Interuniversitair Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, 1960 – 2005). Midden jaren negentig kwam daar het tijdschrift Kwalon uit voort, waarvoor hij in de periode 2004-2007 negen bijdragen schreef.
Eind jaren zeventig / begin jaren tachtig was Paul een dragende kracht in de kleine eerste-generatie-groep onderzoekers van taalgebruik in gesprekken (met onder andere Hanneke Houtkoop-Steenstra, Martha Komter, Dorothea Franck, Marca Schasfoort, en Dick Springorum). In 1979, had deze groep meerdere bijeenkomsten met Emanuel Schegloff (die toen aan het NIAS verbleef), en vanaf 1983 waren er regelmatige data-sessions met Gail Jefferson, die in die jaren aan de Universiteit Tilburg een onderzoeksaanstelling had. Schegloff en Jefferson zijn — samen Harvey Sacks – grondleggers van de conversatieanalyse, een van oorsprong primair sociologische onderzoeksrichting waarin de interactionele en culturele aspecten van taalgebruik in interactie bestudeerd worden. De leden van deze groep namen ook deel in de Werkgroep Sociolinguïstiek in het domein Geesteswetenschappen van het toenmalige ZWO (nu NWO). Die werkgroep was met name belangrijk voor de toen nog peergroup-gestuurde besluitvorming over toekenning van onderzoeksaanvragen. Het eerste themanummer van het nieuwe Interdisciplinair Tijdschrift voor Taal– en Tekstwetenschap in 1982, ging over de conversatieanalyse, met o.a. een artikel van Ten Have over sociologische gespreksanalyse.
Paul ten Have promoveerde in 1987 op een proefschrift met onderzoek naar huisarts-spreekuur gesprekken. Hij werkte daarin met name de organisatie van de fasering in dat soort gesprekken uit, — werk dat ook internationaal aandacht kreeg nadat hij daarover in het Engels gepubliceerd had. In dezelfde periode was hij leider van het NWO-project waarop Harrie Mazeland in 1992 promoveerde, met Ten Have als co-promotor. In 1991 organiseerde Paul ten Have in Amsterdam een van de eerste internationale conferenties op het gebied van Ethnomethodology and Conversation Analysis (samen met Hanneke Houtkoop-Steenstra en Harrie Mazeland).
Vanaf 1992 op onregelmatige basis in gedrukte vorm, en vanaf 1996 meer systematisch op een zelf ontwikkelde website, was Paul ten Have de uitgever van Ethno/CA-News met nieuws over publicaties en activiteiten op het gebied van de conversatieanalyse en de ethnomethodologie (een sociologische stroming die zich richt op de methoden waarmee de leden van een cultuur hun handelingen interactioneel begrijpelijk en geordend maken). Dit forum is niet alleen voor opeenvolgende generaties onderzoekers een belangrijke bron voor informatie over het vakgebied geweest, maar heeft internationaal ook een verbindende, samenbrengende werking gehad. Vanaf 2014 wordt dit werk voortgezet op de EM/CA wiki site (emcawiki.net), – een activiteit die gesteund wordt door ISCA, de in 2010 opgerichte International Society for Conversation Analysis.
Op de Ethno/CA-News site, karakteriseerde Paul zijn eigen onderzoek als volgt:
My research interests can be indicated by the concepts of ethnomethodology, conversation analysis, medical interaction, technology and research practices. I have a long-standing interest in qualitative research methods, as evident in most of my teaching, a number of publications, and some of my research. My general orientation has been shaped mostly by ethnomethodology, which I most often apply in the form of Conversation Analysis. Since the late 1970’s, I have done research on doctor-patient interaction in the context of the general practice consultation, i.e. in general medicine. (…) For the last 15 years or so, I have also developed an interest in the study of local practices involving various kinds of technology, such as ICT as in word processing or web page design.
Terwijl hij op zijn eigen instituut qua onderzoek meer alleen kwam te staan (vandaar ook de aansluiting bij de onderzoeksschool voor Science & Technology Studies, en in 2002 zijn pensionering), schreef hij eind jaren negentig en begin deze eeuw twee handboeken die internationaal een breed lezerspubliek hebben gekregen en veel geciteerd zijn: Doing Conversation Analysis (Sage 1999, second edition 2007) en Understanding Qualitative Research and Ethnomethodology (Sage 2004). Paul had het vermogen moeilijke sociologische theorie en lastige methodologische problemen op een bijna terloopse, heel praktische en uitvoeringsgerichte manier toegankelijk te maken. Charles Antaki – de editor van een van de belangrijkste tijdschriften op het gebied van de conversatie-analyse, Research on Language and Social Interaction – schreef daarover in een reactie op Paul’s overlijden: “It’s not too much to say that his CA textbook was formative for many people in our field, and was an enormous help for those who had to learn CA by themselves.” En Doug Maynard (Wisconsin University), de eerste voorzitter van ISCA die Paul goed kende, reageerde met “It’s difficult to estimate how important he was to the worldwide success of EM and CA.”
Kenmerkend voor Paul’s onderzoeksoriëntatie is dat hij steeds de verbinding en wisselwerking tussen de wereld van de conversatieanalytici en die van de ethnomethodogie bleef onderhouden. Hij bewoog zich als vanzelfsprekend in beide werelden, en zijn onderzoek laat dat ook zien: naast zijn meer conversatieanalytisch geöriënteerde werk, is hij steeds typisch ethnomethodologisch onderzoek blijven doen (bijvoorbeeld over de Bolderkar-affaire). Hij was open en blijvend geïnteresseerd in gerelateerde en deels overlappende onderzoeksrichtingen, zoals interactionele linguïstiek, discursieve psychologie, membership categorization analyse, micro-ethnografie en Goffman’s sociologische interactie-theorieën. Al deze benaderingen kregen een plek op de Ethno/CA-site en in zijn handboeken.
Ik hoop dat ik niet te sentimenteel ben als ik een uitspraak van Paul aanhaal van de laatste keer dat ik hem bezocht, afgelopen Pasen. Hij lag toen al op zijn ziekbed, en reageerde soms moeizaam. Maar zijn zelfcommentaar (in de trant van Goffman) “ik speel hier de stervende patiënt”, laat zien dat hij in zijn denken door en door socioloog bleef.
Een paar publikaties
Have, Paul ten (1987) Sequenties en formuleringen. Aspecten van de interactionele organisatie van huisarts-spreekuurgesprekken. Dordrecht: Foris Publications
Have, Paul ten (1989) ‘The consultation as a genre’. In: B. Torode, ed. Text and Talk as Social Practice. Dordrecht / Providence, R.I.: Foris Publications: 115- 35
Have, Paul ten (1991) ‘Talk and institution: a reconsideration of the ‘asymmetry’ of doctor-patient interaction’. In: D. Boden, D.H. Zimmerman, eds. Talk and social structure: studies in ethnomethodology and conversation analysis. Cambridge: Polity Press: 138- 63
Have, Paul ten; George Psathas, eds. (1995) Situated order: Studies in the social organization of talk and embodied activities. Washington, D.C.: University Press of America
Have, Paul ten (1999) Doing conversation analysis: a practical guide. London etc: Sage
Have, Paul ten (2004) Understanding qualitative research and ethnomethodology. London etc.: Sage
Have, Paul ten (2005) ‘The Notion of Member is the Heart of the Matter: On the Role of Membership Knowledge in Ethnomethodological Inquiry’, Historical Social Research / Historische Sozialforschung 30: 28-53
Have, Paul ten (2013) ‘Identifying birds by their song’. In: Peter Tolmie, Mark Rouncefield, eds. Ethnomethodology at Play. Farnham, Surrey, U.K.: Ashgate
Harrie Mazeland, 11 mei 2022
Laat een reactie achter