In het goed gedocumenteerde tweeluik Tamar; De waarheden van Renate Rubinstein (uitgezonden door NPO3 op 25 en 26 mei 2022) werd op een cruciaal moment exclusief verontwaardiging de ruimte gegeven, waar enig begrip op zijn plaats zou zijn geweest. Actoren in het leven van Rubinstein als de psychologisch geschoolde hoogleraren Jaap van Heerden en Abram de Swaan hadden haar, terugblikkend, wel wat empathische bescherming mogen geven. De documentaire maakte aannemelijk dat Rubinstein de vergissing kon begaan om de Joodse fraudeur Friedrich Weinreb ruimhartig te verdedigen. Opmerkelijk was echter wel dat een uitgesproken kritische geest als Rubinstein zich zo lang bleef vastbijten in de verdediging van hem. Een zekere gramschap en sowieso onbegrip overheersten echter voor het gegeven dat zij zich op geen enkele wijze verontschuldigde toen onomstotelijk vast stond dat Weinreb een oplichter en collaborateur was geweest.
Gedrag en handelen dat Rubinstein vertoonde, komen we vaker tegen, met name in een specifieke spanningsvolle omgeving, nl. de rechtbank. Ook al kiert bewijsvoering absoluut niet, dan nog zullen enkele ‘techniques of neutralization’ worden aangewend door de beschuldigde. Zo constateerden de psychologen G.M. Sykes en D. Matza al in 1957 bij onderzoek naar gedrag van delinquenten (in een artikel onder die titel in de American Sociological Review, vol. 22, pp. 664-70). Tot die neutraliseringstechnieken behoren het koppig ontkennen van eigen falen, het bagatelliseren van de ernst van eigen handelen dan wel de consequenties ervan, het externaliseren van de oorzaak van gemankeerd handelen, d.w.z. het niet onderkennen van enig eigen aandeel, laat staan dat er verontschuldigingen worden aangeboden. De voedingsbodem van dit al (en nog meer) is schaamte.
Schaamte is het pijnlijke gevoel dat we krijgen wanneer we in onze beleving sociaal en emotioneel volledig alleen komen te staan, omdat we worden verlaten, opzijgezet, vernederd, gekleineerd, veracht, afgewezen. Bovendien is schaamte juist ook de angst dat we op enigerlei wijze sociaal en emotioneel opnieuw alleen komen te staan, zullen worden verlaten, opzijgezet, afgeserveerd of – in hedendaagse termen – gedist, gedumpt. Ongeacht de vorm die beschaming aanneemt, de achterliggende motieven ervan, de mate waarin of hoe gerechtvaardigd de beschaming juist wel of juist niet ook zou zijn, de uitwerking is in principe evenzo schrijnend.
Schaamte is een substantieel andere emotionele ervaring dan schuldgevoel. Voornoemde Abram de Swaan maakte – in De mensenmaatschappij (Amsterdam, 1996, p. 96) – een kernachtig onderscheid dat als baken verhelderend werkt, ook al zal blijken dat de schaamtematerie complexer is. Schuld is het gevoel waarbij je je afvraagt wat jouw handelen een ander voor nadeel berokkent. Met schaamte denken we onze eigen kant op: wat doet de ander ons aan of dreigt de ander ons aan te doen voor ernstige pijn door verlating, uitsluiting en vernedering.
Het gaat bij schaamte om de feitelijke of ervaren afwijzing van het persoonlijke ‘ik’ als zodanig, meer in het bijzonder wanneer de beschaming geschiedt door een persoon die van belang is – een ‘significant other’ – voor de beschaamde. Het snijdt ons ‒ zoals dat in alledaags Nederlands heet – diep door de ziel. Zó graaft schaamte zich in in ieder van ons. Het mag dan ook niet verbazen dat schaamte een uitgesproken duurzame uitwerking heeft en de beschaming gedurende het hele leven wordt herinnerd en van doorslaggevende invloed blijft. Dit zouden we de terreur van schaamte kunnen noemen.
We gruwen van dat pijnlijke samenballen van verdriet, angst en woede wanneer we ons schamen. We willen niet opnieuw dat venijnige gevoel ervaren van waardeloos en (bovenal) machteloos te zijn, van uitgesloten te worden, van verlies aan geborgenheid. We doen van alles om het te voorkomen. Schaamte-ervaringen worden zodoende brandstof voor ernstige vormen van agressie – naar anderen of soms ook zichzelf. Het voedt kenmerkend handelen en gedrag dat hierboven werd opgemerkt, terwijl schaamt evenzo nog een hoge mate van wantrouwen voedt, een gunstig gevoel van eigenwaarde ondermijnt, een zeker egocentrisme inkleuring geeft: het (exclusief) op zichzelf betrokken zijn, wat haaks staat op de uitbouw van schuldgevoelens.
Meer nog dan het tweeluik Tamar maakt de meeslepende monografie Een vaderskind; De oorlog van Renate Rubinstein van Hans Goedkoop duidelijk wat dé overdonderende schaamte-ervaringen voor haar waren. Het zou de biograaf en ieder van ons meer empathie en begrip opleveren voor deze indrukwekkende maar ook zo kwetsbare auteur – onder meer in de Weinreb-affaire – wanneer we begrijpen wát de reikwijdte van schaamte allemaal behelst. Wanneer we inzien hoe schaamte ons weet te terroriseren, dan is verontwaardiging niet de meest voor de hand liggende reactie.
Het zij mij vergund om te verwijzen naar mijn studie De terreur van schaamte; Brandstof voor agressie (Haarlem, 2015) voor al het onderzoek dat er inmiddels werd verricht naar het fenomeen ‘schaamte’ en ook voor een antwoord op de vraag waarom het zo dikwijls over het hoofd wordt gezien. De reikwijdte van schaamte staat evenzo centraal in mijn essays Dwarsliggers (Haarlem, 2013) en Schaamrood (Haarlem, 2017);.
wimvuijk zegt
Dank voor deze interessante bijdrage naar aanleiding van de tweeluik over Renate Rubinstein. Ik vroeg me eerder al af waarom iemand die nu juist gevoelige thema’s (scheiding, religie, relaties) van meerdere kanten benaderde en op persoonlijke en erudiete wijze beschreef en tot een oordeel kwam, in dit specifieke geval (Weinreb) zo anders oordeelde, zelfs hardnekkig volhield ook als dat weersproken werd door de feiten. Renates oordeel was des te opvallender, omdat alles eigenlijk bekend was in 1947 en 1948, en meer dan bevestigd werd in het RIOD-rapport dat in 1976 verscheen, waarover Von den Dunk (1977) een interessante beschouwing leverde (zie DNBL). Wellicht kan zelfs de wonderlijke kwestie rond Bep Turksma ook in het ‘schaamtekader’ worden geplaatst, ook al dient het bewijs zich voor je ogen aan, je accepteert dit niet. Voor een beter begrip van het werk van Renate Rubinstein vind ik dit ‘schaamte-kader’ vruchtbaarder dan de wat oppervlakkige verontwaardiging, juist omdat haar reactie op de Weinreb-affaire zo uitzonderlijk was.