Feedback
Ik stel mijn ogen scherp tot ik wat zie.
Ik stuur mijn voeten bij en ik loop door.
Ik spits mijn oren toe tot ik iets hoor.
Ik kan heel goed tegen mijn entropie.
Ik maak dat mijn dorst drinkt, mijn honger eet.
Mijn koude handen zorgen voor een vuur.
Ik stuur mij van het ene in het andere uur,
terwijl ik van tijd tot tijd de afstand meet.
En het is alles niets zover ik weet,
niets dan het blijven tikken van een insekt,
tikkend in ruimtes door de tijd verwekt,
tijd zelf geboren uit doodsangst en trots,
de trots en de angst van wie zich afmeet
tegen de leegte van de liefde Gods.
Hans Andreus (1926-1977)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter