De taalkundige Arie Sturm is op 27 mei op 73-jarige leeftijd overleden. Van 1988 tot aan zijn pensionering in 2004 was Sturm hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Oldenburg.
Sturm, geboren in Roosendaal en Nispen en opgegroeid in Goes, studeerde aanvankelijk aan de Katholieke Leergangen in Tilburg, waar hij werd beïnvloed door zijn leermeester P.C. Paardekooper (die hij later, in 1992, op amusante wijze heeft geportretteerd in een artikel ‘De grote Piet’). Na het behalen van de onderwijsakte Nederlands MO-A zette hij de studie Nederlandse taal- en letterkunde voort aan de Universiteit Utrecht, waar hij na het behalen van zijn doctoraal examen, in 1974 werd benoemd tot wetenschappelijk medewerker Nederlandse taalkunde. In 1986 promoveerde hij cum laude bij M.C. van den Toorn aan de universiteit van Nijmegen op een studie over primaire syntactische structuren in het Nederlands. In 1989 volgde zijn benoeming aan de universiteit van Oldenburg, waar hij de allereerste hoogleraar moderne Nederlandse taalkunde buiten het taalgebied werd.
Sturm werkte in de geest van de Nederlandse taalkunde van de jaren zeventig en tachtig binnen een generatief kader. Zijn proefschrift ontving een gemengd onthaal, maar werd door de Groningse taalkundige A. Sassen geprezen als ‘revolutie in de Nederlandse syntaxis’. Veel studenten Nederlands hebben in de jaren tachtig het handwerk van de grammaticale analyse onder de knie gekregen met behulp van mede door Sturm geschreven inleidingen, waaronder (met T. Pollmann): Over zinnen gesproken (1977, herdrukt tot 1991), een tweedelige inleiding Generatieve syntaxis (1983, met F. Weerman) en een beknopte Grammatica van het Nederlands (met P. van Bart en J. Kerstens,1998, herziene uitgave 2002). In 1990 ontving hij van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een prijs voor een bijzonder toegankelijk geschreven artikel over de vorm en functie van woordgroepen met paradigmaloos van. In hetzelfde jaar publiceerde hij een opmerkelijke studie over parallellen tussen Winnie-de-Poeh en het oeuvre van zijn lievelingsschrijver Gerard Reve. In het onderwijs toonde hij zich een kenner van dialecten en popmuziek.
Zeeuw in hart en nieren, was hij initiator en voorzitter van de stichting “Houen Jongens!”, die in 1993 in Colijnsplaat een monument realiseerde ter nagedachtenis aan de wonderbaarlijke redding van dit dorp tijdens de stormvloedramp van 1 februari 1953.
Arie Sturm was aanvankelijk een bevlogen docent en enthousiast onderzoeker, die zijn mening niet onder stoelen of banken stak en graag polemiseerde; in de jaren na zijn aanstelling in Oldenburg kwamen echter ernstige gezondheidsproblemen aan het licht, die zijn functioneren in onderzoek, onderwijs en academisch zelfbestuur in toenemende mate beperkten. In 2004 kwam aan zijn dienstverband bij de universiteit een voortijdig einde. Hij bleef tot het einde van zijn leven in Oldenburg wonen.
Hans Beelen en Esther Ruigendijk zijn verbonden aan het Institut für Niederlandistik van de Carl von Ossietzky Universität Oldenburg
Laat een reactie achter