Als kleuter had ik een magisch muntje. Ik had hem van Tommy gekregen in ruil voor mijn waardevolste knikkers. Er stond een klavertje vier op, dus voor argwaan was geen ruimte. Het leek me zelfs logisch dat Tommy, de oudste en sterkste kleuter van het hele schoolplein, zo’n bijzondere munt niet nodig zou hebben en hem daarom wel wilde ruilen. Ik was een jaar jonger en zag deze investering als een buitenkansje. ’s Middags op mijn kamer probeerde ik tevergeefs de krachten uit de munt te laten stromen. Ik leerde die dag hoe oplichting voelt.
Literatuursociologie
Tijdens mijn eerste jaar als student Nederlands maakte ik kennis met de literatuursociologie. Nico Laan introduceerde de theorie van Pierre Bourdieu. Aan de hand van een vuistdikke reader zwoegden we langs instituties uit het literaire veld: kloosters, uitgevers, overheid, scholen, recensenten en boekhandelaren. Het waren colleges waaromheen geklaagd werd. We wilden ‘gewoon’ literatuur lezen en analyseren. Liever interpreteerden we gedichten met Tom van Deel of transcribeerden we het reisverslag van Wouter Schouten met Marijke Barend-van Haeften. Instituties waren saai.
Inmiddels is het bon ton om de dalende populariteit binnen de Neerlandistiek te wijten aan deze literatuursociologische benadering. ‘De moderne Neerlandistiek heeft zich vervreemd van haar eigen vakgebied,’ aldus Ilja Leonard Pfeijffer. Volgens Maarten Doorman is met de sociologische blik ook een destructieve relativering onze cultuur in geslopen, waarbij studenten wel Bourdieu kennen, maar zelden iets lezen van de Grote Schrijvers. Als student zou ik ongetwijfeld instemmend hebben geknikt bij de woorden van Pfeijffer en Doorman.
Eenvoudig en complex
Het aantrekkelijke van de veldtheorie van socioloog Pierre Bourdieu is dat ze zo eenvoudig is. Ze komt wat mij betreft op gelijke hoogte als enkele van die ‘mooie’ (!) formules uit de bètawetenschappen. Er is een literair veld met daarop een dynamische brei aan spelers die met een (on)bewuste habitus hun kapitaal vergaren en verdelen. De theorie is zo simpel dat je bij kennismaking het gevoel kan krijgen dat je dit al lang wist. Natuurlijk staat smaak niet op zichzelf. Zeker niet die van anderen.
Inmiddels ben ik een product geworden van die institutionele benadering. Ik maakte er zelfs een aparte video over. Ondertussen richt ik me als zelfverklaarde Lezer des Vaderlands op de Nederlandse fictie in de Bestseller 60. Alle titels die ik lees, zijn het gevolg van dat vermaledijde veld. Op mijn leeslijst staan boeken als vermoeiende marketingconcepten tot verrassende prijswinnaars. Populaire fictie wordt over het algemeen gezien als ‘entertainment’, ‘commercieel’ en ‘merchandise’, het tegenovergestelde van Literatuur. Dat spanningsveld tussen die twee uitersten vind ik interessant. De veldtheorie mag dan een zweem van eenvoud hebben, maar hoe dat kapitaal werkelijk zijn weg vindt, is een stuk ingewikkelder.
Schreeuwende kleuters
Het is lang geleden dat ik daadwerkelijk (vertaalde) woorden van Bourdieu heb gelezen. Het beeld van een competitief, literair veld met kapitaalkrachtige instituties is in mijn hoofd inmiddels getransformeerd tot een schoolplein vol jonge, schreeuwende kinderen. En dat werkt erg bevrijdend.
Ik zie kleuters voor me als ik vermoeiende discussies lees over die ene schrijver, als men het over de opmars van booktokkers heeft, als ik ernstige podcasts met collecterende critici hoor, als auteurs het over het literatuuronderwijs hebben, als Ilja Leonard Pfeijffer op het scherm verschijnt, als uitgevers alleen positieve recensies retweeten, als Evi Aarens een poëticale discussie aanzwengelt, als Tzum de zoveelste clickbait verstuurt en als mijn meest bekeken video van dit jaar een filmpje blijkt te zijn waarin ik een boek van een BN’er negatief bespreek. Allemaal kleuters die muntjes willen ruilen.
Jörgen Apperloo is docent Nederlands en boekvlogger
Ronald V. zegt
Waarde schrijver
Naast literatuursociologie is er ook de wetenschapssociologie. De peetvader van de wetenschapssociologie is wellicht Thomas Kuhn. En anders misschien wel Karl Mannheim. De makke van de op zich respectabele wetenschapssociologie is dat zij lijkt te vergeten dat wetenschap niet alleen een sociaal gezelschapsspel is maar ook op ernstige wijze aan waarheidsvinding doet. Wetenschap is niet alleen een zogeheten social construct maar ook de hofleverancier van onze meest zinnige inzichten in de weerbarstige, met verbanden overladen werkelijkheid.
Welnu, een soortgelijk bezwaar kan men, uiteraard mutatis mutandis, opperen tegen de literatuursociologie. Een literaire tekst is niet louter de simpele vergaarbak van het, dikwijls koddige, sociale gedoe eromheen. Een literaire tekst vraagt ook om een ergocentrische en vergelijkende analyse.
Derhalve pleit ik voor een houding van en-en en niet van of-of. Literatuurbenadering dient een huis te zijn met vele kamers. Om Lucebert uit mijn hoofd te citeren: de tijd van de eenzijdige bewegingen is voorbij.
Hoe de stijlkamer van de ergocentrische benadering precies verbonden is met de gezellige rommelige familiekamer van de sociologische benadering, weet ik niet precies. Maar het verband tussen beide kamertjes is in elk geval niet simplistisch. Verre van dat. De werkelijkheid is complex.
De moderne literatuursociologie houdt, net als de ergocentrische analyse, ervan om te ploeteren op de vierkante centimeter. De tijd van grote stappen gauw thuis is voorbij. Gelukkig maar. Wil men komen tot een “mooie” formulering van het grillige, complexe verband tussen literatuursociologie en literatuuranalyse, dan zal men zich door de details heen moeten zwoegen. Onze lieve Heer woont in het detail, zei Aby Warburg, een gerenommeerd kunsthistoricus en vader van de zogeheten iconologie.
Wat mooi is aan een natuurkundige formule, weet ik niet. Ik ken de meme dat natuurkundige formules mooi zijn, al heel lang. Maar echt begrijpen, doe ik het niet. Is waarheid identiek aan het schone en het goede? Wellicht ben ik teveel pluralist om te dwepen met monismes. 🙂
U begint uw artikeltje met een anekdote. Ik zie ook anderen hun artikeltje beginnen met een anekdote. Is dat tegenwoordig een literaire of quasiliteraire mode? Wellicht kunt u hier iets meer over vertellen.
Vlogboek zegt
Beste Ronald,
Een prima pleidooitje voor de houding en-en.
Of een natuurkundige formule daadwerkelijk schoonheid kan bevatten, weet ik niet, maar als er t-shirts gedragen worden met een grafisch ‘eenvoudige’ formule, dan moet die wel een esthetische waarde hebben. Zelfs kraakheldere hofleveranciers zijn niet veilig voor de waardefabriek. Kortom, en-en.
Of ik me met de anekdote schuldig maak aan een modieus verschijnsel, voelt als een impertinente vraag, die ik met gelijke munt zou kunnen terugbetalen door te wijzen op het behoudende namedroppen en het overbodige citaat. Als ik er al iets over te vertellen heb, zou dat niet interessant moeten zijn. Het ontbrekende vraagteken aan het einde van uw reactietje is daarom van veelzeggende schoonheid.