Ze is nu definitief weggegaan. Erika Dedinszky (26 januari 1942 – 26 juli 2022) begon met het afscheid nemen al in het voorjaar van 1985 toen ze weer naar Boedapest moest om een of ander literair festival te organiseren. Bij het János ziekenhuis werd ze aangereden door een bromfiets. Tussen leven en dood, maar ze kon alsnog in leven blijven. Ze werd echter zo zwaar gewond geraakt dat haar tot dan toe zo rijke loopbaan in tweeën werd gebroken. De onvermoeibare cultuurbemiddelaar tussen Nederland en Hongarije kon niet meer op twee plekken tegelijk zijn. Ja, ze kon dat eerder echt – op twee plekken tegelijk zijn, zo leek het. Ze was een perpetuum mobile, een opgewekte, stralend intelligente en open persoonlijkheid.
Met haar ouders emigreerde ze van Hongarije naar Nederland na de revolutie in 1956. Het veertienjarige meisje leerde Nederlands mede door Nederlandse literatuur te lezen. Zoals Eline Vere van Louis Couperus. En met de hulp van een non. Later studeerde ze Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Nijmegen. Nog later begon ze vertalingen te maken op verzoek van de radio en televisie in Hilversum.
Muurgedicht
Ze vertaalde ook voor meerdere Nederlandse tijdschriften zoals Maatstaf, Kentering en Wending. Haar eerste Hongaarstalige dichtbundel werd in 1973 uitgegeven door de Magyar Műhely [Hongaars Atelier]. Dit was een tijdschrift annex uitgeverij gevestigd in Parijs en Wenen voor de naar westerse landen geëmigreerde avantgardistische Hongaarse dichters en schrijvers. Vanaf deze tijd werd ze als vast lid van deze groep beschouwd. Twee jaar later verscheen haar eerste Nederlandse dichtbundel die het langverwachte succes bracht. Ze trad op in talloze steden in Nederland, ze werd gevraagd om als programmamaker te werken bij de radio. Ze pendelde voortdurend tussen Nederland en Hongarije. Ze was lid van de Nederlandse Mikes Kelemen-kring, maar ze deed tegelijk mee aan de organisatie van de Taalconferenties in Hongarije. Ook fungeerde ze voor een tijd als mederedacteur van het avantgardistische tijdschrift Mandala. Voor haar vertalingen van de Hongaarse poëzie ontving ze in 1981 de prestigieuze Martinus Nijhoff prijs. In Hongarije werd ze onderscheiden met de Pro Cultura Hungarica-plakette en de Bárczi Géza-prijs in 1985.
Ze bracht haar tweetaligheid tot perfectie. Ze voelde zich thuis in beide culturen. Ze was Nederlands en Hongaars dichter op het zelfde talige en esthetische niveau. Haar stem was lyrisch en hard tegelijk. Ze zei eens: “Als die twee culturen, die twee werelden, binnen één persoon verenigd kunnen worden en vrede kunnen hebben, waarom zou dat dan in het groot niet kunnen?” Een trieste actualiteit in het huidige Hongarije.
Erika heeft blijvende verdiensten wat de verspreiding van de Nederlandse literatuur in Hongarije betreft. Bij Uitgeverij Európa is haar anthologie van Nederlandse prozaschrijvers in 1976 verschenen in Hongaarse vertaling gevolgd door haar keuze van Nederlandse dichters in 1981.
Sociale bewogenheid
Ze heeft ook talloze Hongaarse gedichten vertaald naar het Nederlands. De bundel getiteld De toren van het zwijgen 1977 [A hallgatás tornya] bracht zulke belangrijke namen in de huiskamer van de Nederlanders zoals o.a. Ágnes Nemes Nagy, Sándor Weöres, János Pilinszky en Sándort Csoóri. Er is een aparte dichtbundel van János Pilinszky verschenen onder auspiciën van de Rotterdamse Poetry International waarvan ze ook regelmatig te gast was. Zijn gedicht ’Op het ultieme dieptepunt kan je alleen nog maar omhoog’ is als muurgedicht in Leiden in het Hongaars te lezen.
Voor de plaat ’Oda s vissza’ [Heen en weer] die van de Hongaarse band Kaláka in 1984 uitkwam maakte ze vertalingen van op muziek gezette Nederlandse gedichten naar het Hongaars en omgekeerd van Hongaarse gedichten naar het Nederlands. Dit was een voortvloeisel van een jarenlange samenwerking tussen en een reeks gezamenlijke optredens van muziekgroep en dichter-vertaler.
In haar werk als cultuurbemiddelaar vormden haar prozavertalingen eveneens een mijlpaal. Het is aan haar te danken dat Rituelen van Cees Nooteboom ook in het Hongaars te lezen is. Omgekeerd zorgde ze voor de Nederlandse vertaling van de novelle Rosententoonstelling van István Örkény. Van haar maatschappelijke betrokkenheid getuigen haar vertaling van Füstös képek (Berookte beelden) over het leven van de Roma-bevolking in Hongarije en haar essays over hetzelfde onderwerp. Uit haar werk is een sociale bewogenheid en een scherpe, kritische denkwijze af te lezen.
Gloeiend talent
Ze heeft vele culturele manifestaties georganiseerd zowel in Nederland als in Hongarije om elkaars cultuur en literatuur beter te leren kennen. Ze werd gedreven door een bijna missionaire overtuiging. Ze heeft de crème de la crème van Nederlandse dichters en schrijvers naar Hongarije gebracht en omgekeerd: de beste Hongaarse dichters en schrijvers naar Nederland.
Ze had voortdurend haast maar zelfs in haar haast had ze nog tijd om aan mij, beginnende vertaler en neerlandicam aandacht te besteden. Ze gaf mij een Nederlands verhaal cadeau voor mijn eerste literaire vertaling: De kus van Dirk Ayelt Kooiman. In een fotokopie. Het was goud waard in tijden zonder internet. Ik hield haar in de gaten, ze werd mijn ideaalbeeld. Haar dood betekent een groot verlies voor de Hongaarse neerlandistiek en ook mij persoonlijk. En iedereen die haar hartstochtelijke persoonlijkheid, haar gloeiend talent mocht meemaken. Rust in vrede Erika, je werk wordt vervolgd. We danken voor alles wat we van je konden leren.
Ad Welschen zegt
Heel spijtig dit te moeten vernemen, Judit. We hebben haar meegemaakt eerst te Nijmegen en jaren later te Hilversum, met Piet, haar man. Wel gecondoleerd.
Piroska Masthoff zegt
Dank Judit voor het mooie in memoriam ter nagedachtenis aan mijn moeder. Hopelijk kunnen we elkaar een keer persoonlijk ontmoeten!