Zomer
Met twee linkerhanden boetseert de zon
de aarde. alles gaat scheef door het lachen
der lichamen. ik ben veel te blauw
van binnen. mijn ingewand zamelt te veel
liefde en luide kreten.
o de snaakse waardigheid van de dagen.
de aardigheden van het aambeeld water.
wij moeten wel jongen. van grote liefde
een huis werpen uit schelpen en zand.
een naakt klateren.
nu dommelt de grote blonde vrouw nog met garnalenvuur.
nu zondert het havergroen gras zich nog af
in de zomer.
wij zouden wonen kunnen in stokrozen. in onze stem:
gewone boomrovers. loverkielen
met een rood lachend hoofd er boven.
elke struik een tuin.
wij willen buiten muiten
uit zijn
met aarde de witte wolken betalen.
er is een getij als een glimlachend afrika
over dalen en glasdaken van warmte.
Jan G. Elburg (1919-1992)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter