Dick Wortel als bezige bij
Door Rob Tempelaars
Het gebeurt niet vaak meer dat iemand veertig jaar bij dezelfde baas werkt. Zeker niet als dat tot genoegen van zowel werkgever als werknemer is. Dick Wortel, die op vrijdag 12 augustus 2022 op 75-jarige leeftijd overleed, was meer dan veertig jaar (1971-2011) werkzaam bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), de voorloper van het huidige Instituut voor de Nederlandse Taal (INT). Na zijn pensionering plakte hij er nog vier jaar aan vast als vrijwilliger. In 2015 besloot hij ook daarmee te stoppen: “Nu komt ook de tijd voor mij om het INL te verlaten. Na bijna 44 jaar, vanaf 1 februari 1971, mag dat ook wel. Nee, het is geen record. Dat is in de stevige handen van mijn vroegere collega de taalkundig assistent Kikkert, die bij het Woordenboek werkte van 1890 – jazeker, hij heeft Matthias de Vries nog persoonlijk gekend – tot 1943, dus 53 jaar.”
Het merendeel van zijn werkzame leven was Dick als taalkundig assistent betrokken bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Het werk van de goedgetrainde taalkundig assistenten bestond uit het excerperen van bronnen en het fabriceren van citaten. Op stukjes papier van hetzelfde formaat, de fiches, werden die citaten met de pen opgeschreven, met voldoende context om de redacteuren in staat te stellen de betekenis van het woord vast te stellen, maar met weglating van het overbodige. Duizenden boeken moeten er door Dicks handen zijn gegaan. Ongetwijfeld heeft hij in deze periode zijn liefde opgedaan voor boeken – en dan met name voor oude boeken. Als boekenverzamelaar laat hij een enorme privébibliotheek na. Toen het laatste voorbereidende werk voor het WNT gedaan was, werd Dick gedetacheerd bij het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW).
Na de voltooiing van het WNT (1998) en het VMNW (1999), en de verschijning van de drie delen Aanvullingen op het WNT (2001), ging Dick werken bij het nieuw op te zetten Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW), een digitaal woordenboek van het moderne Nederlands. Hij voelde zich er niet op zijn gemak. In een e-mailbericht bekende hij: “Mijn hart ligt bij de historische lexicografie, de beschrijving van de woordenschat van het Nederlands in vroegere tijden. Voor de nieuwe projecten, die ongetwijfeld belangrijk zijn, voelde ik mij soms te ouwerwets, als mastodont van uit het precomputertijdperk. Ik kon daar niet zo veel affiniteit, zeg maar liefde, betrokkenheid, voor opbrengen.”
Een oplossing diende zich al snel aan. Dick werd ingezet als lexicologisch medewerker bij het Oudnederlands Woordenboek (ONW), een elektronisch woordenboek van het oudste Nederlands, naast het VMNW, het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) en het WNT het nog resterende gedeelte in de lexicografische beschrijving van de historische woordenschat van het Nederlands. Dick voelde zich weer als een vis in het water en zou tot zijn pensioen bezig blijven met het ONW. De eerste versie van het ONW ging in 2009 online en daarna volgden nog diverse releases. Alle historische woordenboeken van het INL, nu in beheer bij het INT, zijn vrij raadpleegbaar op https://gtb.ivdnt.org/
Dick Wortel was binnen de muren van het INL een geliefde collega. Maar hij werd ook wel een beetje “gevreesd.” Dat kwam omdat hij in het personeelsblad SeINLijn met zijn rubriek ‘Het Instituut’ voor enige opschudding zorgde. Daarin beschreef hij, geïnspireerd door de romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil, onder het pseudoniem de heer Theo Stam op geestige en onderkoelde manier de belevenissen met en van zijn collega’s. Met enige angst werd uitgekeken naar een nieuwe aflevering om te zien wat meneer Stam nu weer te vertellen had. Tussen het Meertens Instituut en het INL van die tijd bestonden er opmerkelijke parallellen, ook op het personele vlak. Op het feest van zijn pensionering kreeg Dick van zijn collega’s een boek aangeboden, waarin de opstellen van de heer Theo Stam gebundeld waren.
Naast zijn werk op het INL schreef Dick Wortel graag en veel. Een van zijn eerste publicaties was de bundel Zyt ghij oock een meyt? (1988), waarin hij dertien liedjes over ‘meisjes loos’ opnam en waarin natuurlijk het befaamde lied ‘daar was laatst een meisje loos’ over het meisje dat als lichtmatroos uit varen gaat, niet ontbrak. Over taal en taalpolitiek schreef hij in tijdschriften als de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, Neerlandia en de voorganger daarvan, Nederlands van Nu. Van het Nederlands-Vlaamse tijdschrift voor taal, cultuur en maatschappij Neerlandia, het blad van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV), was hij lange tijd redacteur en redactiesecretaris. Verder maakte hij als bewerker samen met auteur Cyriel Moeyaert en medewerker Frans De Brabandere het Woordenboek van het Frans-Vlaams (Dictionnaire du Flamand Français), dat in 2005 verscheen.
Een bijzondere voorliefde had Alkmaarder Dick voor het Leids, het tot zijn spijt steeds minder gebruikte stadsdialect van zijn geliefde woon- en werkplaats Leiden. In de dialectreeks ‘Taal in Stad en Land’ verzorgde hij het boekje over het Leids, waarin hij liet zien hoezeer het Leids sedert de zestiende eeuw beïnvloed is door de taal van de Vlaamse emigranten die zich blijvend vestigden in de stad. Veel aandacht kreeg ook zijn vertaling in het Leids van Nijntje (2018), een boekje uit de beroemde reeks kinderverhalen van Dick Bruna over het konijntje Nijntje pluis. Onder de titel opa pluis en opoe pluis leefde hij zich volledig uit: “Nijntje stepte dooir de tuin, en dâ gong errig goed. Want steppîh dâ ken nijntje wel, omdâ se ut vaker doet.”
Naast taal had Dick ook speciale belangstelling voor personen die op enigerlei wijze met taal te maken hadden. Te noemen vallen zijn lievelingsschrijver Jacob Campo Weyerman (1677-1747), grondlegger van de neerlandistiek en het WNT Matthias de Vries (1820-1892) en diens eeuwige tegenstander Johannes van Vloten (1818-1883), en de neerlandicus, WNT-redacteur en communist J.A.N. Knuttel (1878-1965).
Alsof het allemaal nog niet genoeg was hield Dick er naast de taal nog enige passies op na, waarover hij ook vaak publiceerde: het vakbondsleven (hij was o.a. secretaris van de Leidse afdeling van het FNV), het onderwijs (als bestuurslid), oude voertuigen (met name de tram), de lokale geschiedenis, de lokale politiek (van mei 2020 tot juni 2022 was hij voorzitter van Partij Sleutelstad) en de muziek (bij de voormalige lokale omroep Rijnland presenteerde hij lange tijd op zondagavond het programma ‘Sonya’, waarin klassieke muziek ten gehore werd gebracht).
In mei 2022 kreeg Dick van de artsen te horen dat hij slokdarmkanker had. Na een kort ziekbed overleed hij drie maanden later in een hospice in Wassenaar, waarmee een eind kwam aan het leven van een bezige bij die voor velen veel heeft betekend.
Dick Wortel als goede vriend
Door Lut Colman
Dick verdient niet alleen respect en waardering voor zijn taalkundig, lexicografisch en historisch werk. Hij was bovenal een ingoed mens en een goede vriend. Een warm, behulpzaam man die nieuwe collega’s graag wegwijs maakte in zijn instituut, zijn stad en zijn land. En hij had zin voor humor. Zo schreef hij, zoals Rob Tempelaars al memoreerde, als de heer Theo Stam ‘Het Instituut’, een persiflage op Het Bureau van Voskuil. Hij kende zijn collega’s door en door en bij iedere nieuwe aflevering in het INL-blad ‘SeINLijn’ kon hij hen scherp maar met compassie hun typetje laten spelen. Het was leuker dan Het Bureau.
Sportief was Dick ook, al zal je hem nooit in een sportclub zijn tegengekomen. Alles op de fiets. Fietsend reed hij heel Zuid-Holland door en zelfs een keer van Gent naar Leiden, in zijn gewone korte broek en T-shirt op zijn gewone herenfiets. Zijn fietsgezel mijn oom, semiprofessioneel amateur met Eddy Merckxfiets, wielershirt en -broek en van die rare schoentjes. Oom keek die Hollander meewarig aan bij vertrek. Bij aankomst in Leiden: “Respect, Dick, ik had dit niet gekund”. Zonder kapsones kom je dus ook ergens. Vorig jaar kocht ik een e-bike. Ik belde Dick en ja hoor, hij had nog wel eens zin in een fietstochtje. Of ik wel wat rekening wilde houden met zijn leeftijd, want hij was al een jaartje ouder. Daar gingen we, Dick schoot weg en ik moest lossen … met mijn e-bike. Denkend aan de vele tochten die we samen maakten, is er nog eentje die me bijgebleven is. We gingen op paardrij-, fiets- en wandelvakantie op Terschelling. Jawel, Dick heeft op een paard gezeten. Een uur op dag 1. In het hospice zei hij nog dat dat toch het allerergste was wat hij ooit heeft gedaan. Fietsen dan maar op dag 2. Bourgondisch als we waren moest dat eindigen in lekker eten en drinken. In een sterrenrestaurant, want iets anders was er niet bij ons eindpunt. Ik zie nog hoe de ober in rokkostuum onze outfit opnam en onze opgerolde rieten strandmatten tussen duim en wijsvinger vastpakte: “zal ik deze even voor jullie opbergen?”. Er was nog één tafeltje vrij, in het midden van het restaurant. Veel bekijks. We genoten, zowel van het eten als van het publiek. Dick had schik in onze rebellie. Ken je dat typische grinnikje van hem? Wel jammer dat zijn favoriete gerecht niet op de kaart stond: krokant gebakken aardappeltjes met biefstuk op een bedje van appelmoes.
Dank je wel, Dick, voor de lieve mens die jij was en de mooie dagen.
Theo Druijven zegt
Dank, dank; dit blijkt meer dan ik gehoopt had voor mijn ‘kaaskoppie’ Dick. Precies 49 jaar geleden ontmoetten wij elkaar, in die negentiende-eeuwse omgeving op Rapenburg 68, ’t woonhuis van De Vries.
Bijna een halve eeuw kameraden gebleven…prettig om te lezen hoe hij gewaardeerd werd, als mens en als medewerker. Theo Druijven, aspirant-redacteur WNT [ 1973-1975 ] ROERMOND