Donderdagavond was schrijver Arie Storm op Radio 1 bij ‘Kunststof’ de gast van gelegenheidszomergastheer Jamai Ouariachi. Onvermijdelijk kwam het gesprek op het spel dat Storm in zijn romans speelt met werkelijkheid en fictie. In zijn geval is dat een complexe zaak, want van zijn herkenbare omgeving maakt Storm fictie, en soms ook weer niet en soms ook loopt zijn fictie op een curieuze wijze vooruit op de werkelijkheid – zulks zijnde het geval in zijn roman Maans stilte uit 2015, waarin de onverwachte dood van een hoogleraar aan de Vrije Universiteit centraal staat, die bizar genoeg twee jaar later inderdaad totaal onvoorzien zou overlijden.
Storm was in de periode die Maans stilte bestrijkt zelf al enige jaren als writer in residence werkzaam aan de VU, en beschrijft de onderlinge personele verhoudingen ter plekke (in zijn roman, dan) uitvoerig. Zo komt, terloops, ook de plagiaatkwestie langs rond toenmalig NRC Handelsblad-critica Elsbeth Etty, toentertijd als bijzonder hoogleraar Literaire Kritiek aan de Amsterdamse faculteit verbonden. In haar ABC van de literaire kritiek had Etty geplagieerd en verder buitengewoon slordig (of geen) brongebruik gepleegd, en dat maakte ik in 2012, zorgvuldig gedocumenteerd, publiek in mijn boek Staande receptie.
In Maans stilte komt de kwestie nogal ironisch en zeer terloops aan bod. Storm schrijft over de ‘voormalig communistische literatuurcritica’ die ‘naast allerlei feitelijke onjuistheden die ze erin had gedebiteerd, plagiaat [bleek] te hebben gepleegd: ze had twee forse stukken overgeschreven en een bron niet vermeld.’ Storm vervolgt, in zijn roman:
Daar was een hoogleraar van een concurrerende katholieke universiteit achter gekomen, en die had zijn vondst bepaald niet voor zich gehouden. In een hoofdstuk dat hij in een eigen boek aan de kwestie wijdde, stond hij eerst stil bij het volstrekt onwetenschappelijke, om niet te zeggen leugenachtige, karakter van het werkje – terwijl, zo benadrukte hij, de schrijfster ervan zich op de achterkant van het boekje in universiteitstoga had laten fotograferen, om op die manier een zekere autoriteit te suggereren – en vervolgens legde hij rustig uit met de kalmte van een man die bijna omkomt in zijn eigen gelijk, dat het plegen van plagiaat in háár functie, hoe bijzonder die ook was, in elk geval niet kon.
Tsja, fictie uiteraard. Maar wel fictie zoals het zo’n beetje en zo ongeveer gegaan is. En zo bleef ik dan ook bij eerste lezing wel wat hangen bij die ‘kalmte van een man die bijna omkomt in zijn eigen gelijk’.
Wat?
‘Een man die bijna omkomt in zijn eigen gelijk’?
Ikke? Moi???
Ik holde naar de werkkamer van Hanneke, mijn echtgenote en meest kritische lezer alsook rücksichtslooste beoordelaar.
Ik legde haar Storms beschrijving voor.
‘Een man die bijna omkomt in zijn eigen gelijk.’
Ze las het, was even stil, en oordeelde toen: ‘Nou, ik vind het wel raak getypeerd.’
Laat een reactie achter