•• Vanwege de Week van het Nederlands deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als tweede een gedicht van P.C. Hooft-prijswinnaar Nachoem Wijnberg.
Leraar Nederlands als dode taal
Als de enige baan die ik kan krijgen
leraar Nederlands als een dode taal is — de anderen hebben het opgegeven
of zijn verdwenen — begin ik met lijstjes woorden
die ongeveer hetzelfde klinken? Met welke gedichten zou ik beginnen
als ik iets wilde lezen met de klas? Een opdracht voor een heel ander vak:
bedenk wie er Nederlands zou willen leren wanneer niemand het meer spreekt,
en beschrijf hoe ze eruitzien: de vrouw van wie de grootmoeder
uit een verdronken dorp kwam, de jongen van twaalf
wiens vader en moeder zeiden dat hij ten minste één vak serieus moest nemen
en hij koos dit uit een lange lijst, ook om te zien of ze hem
tegen zouden houden. Er zijn veel leraren in de Nederlandse poëzie,
de beste misschien in Latijn en Grieks,
en Ida Gerhardt die weer bij Leopold in de klas zat
gebruikt het woord ‘onaangeraakt’ in het gedicht waarin zij haar klas uitlegt
dat één woord in het Grieks zowel ziel als vlinder betekent (en in het Hebreeuws,
zeg ik, een taal waarvan lda Gerhardt, psalmvertaalster, veel meer weet dan ik
betekent hetzelfde woord ziel en wind en in het Nederlands
betekent ziel niets meer voor wie het woord in de mond neemt,
behalve om aan te duiden waar anderen het ooit over hadden,
dus blijft er enkel over: vlinder en wind) en in een ander gedicht
schrijft lda Gerhardt opnieuw ‘onaangeraakt’,
over Socrates wanneer die over waar een drempel zou kunnen zijn heen stapt
en het gedicht waarin zij over ‘waterlaarzen’ schrijft
is over woorden in de eigen taal cadeau krijgen,
soms twee meteen achter elkaar,
alsof ze als jongen en meisje aan elkaar voorgesteld zijn en dat nog steeds weten.
Nachoem M. Wijnberg (1961)
uit: Namen noemen (2022)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter