Resumerend
Een lief gezicht. — Wat maakt mij zo vermoeid?
O die daar staat, en gaat aan poorten kloppen —
Keer maar naar uw nederig dorp terug,
En rust, en zie de grasjes aan uw voet,
In lentezon of flonkerende zwijging
Van maan in voornacht, groeien en tevree
Sterven. En zoek geen nieuwe grote poorten
Meer om uw vuisten op stuk te rameien;
Vrienden: mijn oren zijn er moede van.
Een lief gezicht is zuiverder dan al
Wat luide roept. Wees rustig, en ga dood
Hartelijk en tevreden in het gras
Van een klein tuintje, op een voorjaarsmorgen.
•••
Vrouwen
Moede vrouwen geven hun lichaam veil
In deze stad. De felle lampen schreien
Hun rosse gloed over eindloos heenglijen
Der vrouwen uit, die spieden wreed en geil
Naar prooi. De stomme donkre huizenrijen
Ter weerszij staren hoog, hunkrend naar ’t heil
Van koele hemel die zich als een zeil
Boven de straat uitspant, grijs-vlos en zijen.
O moede zusters in de moede stad,
Uw droeve levens heb ik liefgehad:
Een lange jeugd lang waart gij mij verwant.
Want ook de dichter loopt het leven door
Lijdend als gij, en geeft zich allen, voor
Een nooit gekend geluk dat hem verbrandt.
Victor E. van Vriesland (1892-1974)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter